sitten

Middelengels

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Angelsaksische sittan

Werkwoord

sitten

1. zitten

Overerving en ontlening

• Engels: sit

Middelnederduits

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Oudsaksische sittian

Werkwoord

sitten

1. zitten

Overerving en ontlening

• Nedersaksisch: sitten

Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Oudnederlandse sitten

Werkwoord

sitten

1. zitten; op het zitvlak rusten
2. (gaan) zitten; plaats nemen
3. zich bevinden, gevestigd zijn

Schrijfwijzen

• setten
• zitten

Overerving en ontlening

• Limburgs: zitte
• Nederlands: zitten
  • Afrikaans: sit

Verwijzingen

• Vroegmiddelnederlands woordenboek - Instituut voor de Nederlandse taal
• Middelnederlands woordenboek - Instituut voor de Nederlandse taal

Nedersaksisch

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Middelnederduitse sitten

Werkwoord

sitten

1. zitten

Oudnederlands

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Germaanse *sitjaną

Werkwoord

sitten

1. zitten

Afgeleide begrippen

• bisitten

Overerving en ontlening

• Middelnederlands: setten, sitten, zitten
  • Limburgs: zitte
  • Nederlands: zitten
    • Afrikaans: sit

Oost-Fries

Werkwoord

sitten

1. zitten

Westfaals

Werkwoord

sitten

1. (Münsterlands) (Zuidwestfaals) zitten