inkomhal
Uiterlijk
- in·kom·hal
- samenstelling van inkomen ww "binnenkomen" en hal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inkomhal | inkomhallen |
verkleinwoord | inkomhalletje | inkomhalletjes |
- (bouwkunde) ruimte in een gebouw waar bezoekers binnenkomen en verblijven totdat zij verder naar binnen mogen
- Via een brede wenteltrap belanden bezoekers onmiddellijk in de erg ruime, centrale inkomhal van ‘De Bazel’, die is voorzien van een glazen dak. In die ontvangstruimte bevindt zich de publieksbalie. [1]
- Het woord inkomhal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inkomhal" herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Van Campenhout, N."Taal & cultuur. Historisch erfgoed in een historisch pand. Een nieuwe locatie voor het Stadsarchief van Amsterdam" in: Ons Erfdeel. jrg. 51 nr. 2 (mei 2008) Stichting Ons Erfdeel, Raamsdonksveer; p. 194; geraadpleegd 2018-03-20
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 37 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %