avtala
Uiterlijk
- av·ta·la
avtala
- onbepaalde wijs, tweede vorm naast avtale, zie aldaar
avtala
avtala
- gebiedende wijs van avtala
avtala
avtala
- gebiedende wijs van avtale
avtala, v
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van avtale
avtala
- verouderde spelling of vorm van avtale tot 2012
- (onbepaalde vrouwelijke vorm nominatief enkelvoud)
- av·tala
Naar frequentie | 28029 |
---|
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
supinum |
avtala |
avtalade |
avtalat |
volledig |
avtala
- overgankelijk afspreken, een afspraak maken, overeenkomen
- «Man kan också avtala att semesterersättningen skall ingå i lönen.»
- Ook kan worden overeengekomen dat de vakantie-uitkering in het salaris wordt opgenomen.
- «Man kan också avtala att semesterersättningen skall ingå i lönen.»
Categorieën:
- Woorden in het Nynorsk
- Woorden in het Nynorsk van lengte 6
- Voorvoegsel av- in het Nynorsk
- Werkwoord in het Nynorsk
- Werkwoordsvorm in het Nynorsk
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nynorsk
- Oude spelling van het Nynorsk van voor 2012
- Verouderd in het Nynorsk
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 6
- Woorden in het Zweeds met audioweergave
- Woorden in het Zweeds met IPA-weergave
- Voorvoegsel av- in het Zweeds
- Werkwoord in het Zweeds
- Overgankelijk werkwoord in het Zweeds