assisteer
Uiterlijk
- as·sis·teer
vervoeging van |
---|
assisteren |
assisteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assisteren
- Ik assisteer.
- gebiedende wijs van assisteren
- Assisteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assisteren
- Assisteer je?
- Het woord assisteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.