afbranden
Uiterlijk
- af·bran·den
- In de betekenis van ‘vernietigend beoordelen’ voor het eerst aangetroffen in 1985 [1]
- samenstelling van af bw en branden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afbranden |
brandde af |
afgebrand |
zwak -d | volledig |
afbranden
- ergatief geheel door brand teloorgaan
- Deze kerk brandde in 1477 af en werd vervangen door een veel grotere op dezelfde plaats.
- overgankelijk geheel door brand vernietigen
- Het gras in dit bos moet regelmatig afgebrand worden.
- iets of iemand kleineren, belachelijk maken
- De stotteraar werd na zijn spreekbeurt door zijn klasgenoten helemaal afgebrand .
- ▸ Zelden heb ik zo’n goed idee zo Kamerbreed afgebrand zien worden.[2]
- Het woord afbranden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afbranden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "afbranden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Maite Vermeulen“Dit is een oplossing voor vergrijzing, armoede én mensensmokkel. Maar bijna niemand wil er aan” (21/5/2020), De correspondent
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %