de gebiedende wijs (2), nogmaals ser en estar/hay
- In lección diez zijn de twee verleden tijden, imperfecto en indefinido behandeld.
imperativo
De imperativo de amistad of gebiedende wijs in de tú- en vosotros-vorm kent twee wijzen: bevestigend en ontkennend.
Wat betreft de ontkennende vorm, geldt hetzelfde als voor de imperativo de cortesía: men gebruikt hiervoor de subjuntivo. Deze vormen kunnen we afleiden uit lección diez.
hablar | vender | partir | ir | tener | hacer |
---|---|---|---|---|---|
no hables | no vendas | no partas | no vayas | no tengas | no hagas |
no habléis | no vendáis | no partáis | no vayáis | no tengáis | no hagáis |
Maar in de bevestigende vorm moeten we rekening houden met weer
een apart rijtje:
hablar | vender | partir | ir | tener | hacer |
---|---|---|---|---|---|
habla | vende | parte | ve | ten | haz |
hablad | vended | partid | id | tened | haced |
De regelmatige vormen vertonen in het enkelvoud overeenkomst met de 3e pers. enkelv. van de presente, terwijl de meervoudsvorm resp. bestaat uit -ad, -ed en -id achter de stam. Hier herkennen we bij de uitgang weer om wat voor werkwoord het gaat.
De uitzonderingen laten zich zien bij het enkelvoud; daar komen aparte vormen voor, die uit het hoofd geleerd moeten worden. We zagen dit al bij ir en tener. Hieronder volgt het rijtje.
decir | di |
estar | está |
hacer | haz |
ir | ve |
De laatste wordt weinig gezegd, men geeft voorkeur aan vete.
irse | vete |
poner | pon |
salir | sal |
ser | sé |
tener | ten |
Wederkerende werkwoorden worden gevolgd door -te, zoals we al zagen bij:
¡vete! | ga weg! |
Dus ook:
¡Quítate el abrigo! | Doe je jas uit! |
¡Lávate las manos! | Was je handen! |
Let op het gebruik van de acentos.
In het meervoud valt de -d in de uitgang soms weg als hij wordt gevolgd door het wederkerende -os:
¡Lavaos las manos! | Jullie moeten je handen wassen! |
Maar:
¡Idos! | Jullie moeten weggaan! |
ser, estar en hay
Het gebruik van de werkwoorden ser, estar en hay levert de gemiddelde student van het Spaans nog wel eens de nodige problemen op. Niet in de laatste plaats omdat ze onregelmatig zijn en in het meest ongunstige geval allemaal met ‘zijn’ vertaald kunnen worden. Zolang de juiste vormen nog niet op gevoel gebruikt kunnen worden, moet men gebruik maken van afleidingen die op de grammaticale theorie gestoeld zijn. Men kan deze afleidingen ook wel beschouwen als trucjes of desnoods ezelsbruggetjes, zolang men beseft dat de werkelijkheid soms toch verassingen kan opleveren. De afleidingen kunnen in drie groepen verdeeld worden die alle keuzes inhouden.
- eigenschap/zich (ergens) bevinden: ser «» estar/hay
- eigenschap/toestand: ser «» estar
- zijn/worden (gevolgd door deelwoord): estar «» ser
De keuzes kunnen soms in een hiërarchische structuur ondergebracht worden, zoals bij 1.
Als eenmaal bepaald is of er sprake is van eigenschap of zich bevinden, moet in het tweede geval opnieuw gekozen worden tussen estar of hay.
Voorbeelden maken deze keuzes duidelijk:
- eigenschap: ser
Hier wordt gepraat over eigenschappen, waaronder vallen: naam, beroep, nationaliteit, kwaliteit, eigenschap, geloof, geslacht en nog veel meer.
Paca es enfermera. | Paca is verpleegster. |
El libro es interesante. | Het boek is interessant. |
Somos azafatas en la KLM. | Wij zijn stewardessen bij de KLM. |
Los españoles son católicos. | De Spanjaarden zijn katholiek. |
- zich (ergens) bevinden: estar/hay
Nu wordt gesproken over een plek waar iets zich bevindt en er moet een keuze gemaakt worden tussen bepaald of onbepaald (zie ook lección tres)
Paca está en Córdoba. | Paca is in Cordoba. |
Hay una chica en Córdoba, que se llama Paca. | Er is een meisje in Cordoba, dat Paca heet. |
El libro está en la biblioteca. | Het boek ligt in de bibliotheek. |
En el centro de la ciudad hay tres bibliotecas. | In het stadscentrum zijn drie bibliotheken. |
Las azafatas están en el extranjero. | De stewardessen zijn in het buitenland. |
Hay compañías grandes con muchas azafatas, como la KLM. | Er zijn grote bedrijven met veel stewardessen, zoals de KLM. |
- eigenschap: ser
Hier is sprake van onveranderlijke karakteristieke eigenschappen.
Carlos es inteligente. | Carlos is intelligent. |
Pilar y Rosa son guapas. | Pilar en Rosa zijn knap. |
Nueva York es grande. | New York is groot. |
Sois chicas buenas. | Jullie zijn aardige meisjes. |
- toestand: estar
Hier praten we over een toestand, die veranderlijk is of van tijdelijke aard.
Carlos está contento. | Carlos is tevreden. |
¡Qué guapas estáis, chicas! | Wat zien jullie er leuk uit! |
Estoy loco por ti. | Ik ben helemaal gek van jou. |
¿Cómo está usted? Estoy bien, gracias. | Hoe gaat het met u? Het gaat goed met me, dank u. |
- zijn (gevolgd door deelwoord): estar
Hier wordt zijn gebruikt als een hulpwerkwoord, gevolgd door een deelwoord.
El jardín está regado por Félix. | De tuin is besproeid door Félix. |
Estos libros están escritos por un autor desconocido. | Deze boeken zijn door een onbekende auteur geschreven. |
Estamos tratados por doctor Martín Sánchez. | Wij zijn behandeld door dokter Martín Sánchez. |
- worden (gevolgd door deelwoord): ser
Ser betekent nu worden en is dus eigenlijk een pasivo.
El jardín es regado por Félix. | De tuin wordt besproeid door Félix. |
Este informe de investigación es escrito por un funcionario anónimo. | Dit onderzoeksrapport wordt door een anonieme ambtenaar geschreven. |
Somos tratados por doctor Martín Sánchez. | Wij worden behandeld door dokter Martín Sánchez. |
Vergelijk ook:
El jardín se riega por Félix. | De tuin wordt door Félix besproeid. |
En:
El jardín ha sido regado por Félix. | De tuin is besproeid (geworden) door Félix. |
Het laatste voorbeeld, zoals door sommige Nederlanders, -onjuist, gezegd wordt, toont aan dat ser ook worden kan betekenen.
Als laatste moeten over ser nog de volgende betekenissen vermeld worden:
- plaatsvinden
- klokkijken
- geld en andere hoeveelheden tellen
La fiesta es en mi casa. | Het feest vindt bij mij thuis plaats. |
La boda es arriba, en el quinto piso. | Het huwelijk is (vindt plaats) boven, op de vijfde verdieping. |
Los funerales de la abuela son a las cinco de la tarde. | De begrafenis van oma is om vijf uur ‘s middags. |
¿Qué hora es? | Hoe laat is het? |
Son las tres y media. | Het is half vier. |
Es la una y cinco. | Het is vijf over één. |
¿Cuánto es? Son cuatrocientos euros. | Hoeveel is het? Het is vierhonderd euro’s. |
Son doce botellas. | Het zijn twaalf flessen. |
Somos catorce. | Wij zijn met z’n veertienen. |