Xanthine
Xanthine | ||||
---|---|---|---|---|
Structuurformule en molecuulmodel | ||||
Structuurformule van xanthine
| ||||
Algemeen | ||||
Molecuulformule | C5H4N4O2 | |||
IUPAC-naam | 3,7-dihydropurine-2,6-dion | |||
Andere namen | 1H-purine-2,6-diol | |||
Molmassa | 152,11 g/mol | |||
SMILES | c1[nH]c2c(n1)nc(nc2O)O
| |||
InChI | 1S/C5H4N4O2/c10-4-2-3(7-1-6-2)8-5(11)9-4/h1H,(H3,6,7,8,9,10,11)
| |||
CAS-nummer | 69-89-6 | |||
PubChem | 1188 | |||
Wikidata | Q50980 | |||
Waarschuwingen en veiligheidsmaatregelen | ||||
H-zinnen | H317 - H319 | |||
EUH-zinnen | geen | |||
P-zinnen | P280 - P305+P351+P338 | |||
Fysische eigenschappen | ||||
Aggregatietoestand | vast | |||
Kleur | wit | |||
Smeltpunt | (ontleedt) 350 °C | |||
Oplosbaarheid in water | (bij 16 °C) 0,069 g/L (bij 100 °C) 0,711 g/L | |||
Slecht oplosbaar in | water | |||
Tenzij anders vermeld zijn standaardomstandigheden gebruikt (298,15 K of 25 °C, 1 bar). | ||||
|
Xanthine, vroeger ook aangeduid als xanthinezuur en volgens de IUPAC 3,7-dihydro-purine-2,6-dion, is een purinebase die voorkomt in de meeste organen en weefsels van praktisch alle organismen. Verbindingen waarvan het centrale deel van het molecuul gevormd wordt door de twee ringen in xanthine, worden aangeduid als xanthines.
Medische toepassingen van xanthines
[bewerken | brontekst bewerken]Xanthines vormen een groep alkaloïden die veel gebruikt worden vanwege de stimulerende effecten en als bronchodilatatoren, vooral in het behandelen van astma. De effecten zijn echter breed en de therapeutische breedte is smal waardoor ze niet het meestgebruike astmamedicijn zijn. Het therapeutische niveau is 10-20 microgram/mL bloed. Giftigheidtekenen zijn onder andere trillen en misselijkheid.
Gemethyleerde xanthinederivaten zijn cafeïne (in koffie en gewone thee), paraxanthine, theofylline en theobromine (vooral in chocolade). Deze stoffen remmen fosfodiesterase en adenosine.[1]
Xanthine, de stamverbinding, is een metaboliet van purines (uit guanine door guanine desaminase, uit hypoxanthine door xanthine oxidoreductase) en wordt zelf omgezet in urinezuur door het enzym xanthine oxidase. Sommige mensen hebben een tekort aan dit enzym waardoor xanthine niet (voldoende) kan worden omgezet in urinezuur. Deze zeldzame erfelijke aandoening wordt xanthinuria genoemd.
Xanthines zijn purinederivaten en worden in zeer kleine hoeveelheden gevonden in nucleïnezuren.
De verschillende methylxanthines hebben niet alleen effect op de luchtwegen, maar verhogen ook de hartslag en de kracht waarmee het hart pompt, bij hoge doses treden hartritmestoornissen op. In het centraal zenuwstelsel stimuleren zij alertheid, het ademhalingscentrum, en worden ze toegepast ter bestrijding van apneu bij kinderen. Bij hoge dosis treedt misselijkheid op, die niet met anti-braakmiddelen te bestrijden is. Methylxanthines stimuleren de afgifte van pepsine en maagzuur. Methylxanthines worden in de lever door cytochroom P450 gemetaboliseerd.
Tot de gemethyleerde xanthines behoren naast de al eerder genoemde groep ook aminophylline, IBMX, paraxanthine en pentoxifylline.[2] Deze stoffen werken zowel als
- competitieve niet-selectieve fosfodiesterase inhibitoren[3] waardoor de concentratie intracellulair cAMP stijgt, waardoor PKA geactiveerd wordt, inhibitie van TNF-alpha[2][4] en leukotrieen[5] synthese optreedt, en remming van ontstekingsverschijnselen en aangeboren immuniteit.[5]
- niet-selectieve adenosinereceptor antagonist[6] waarmee het slaperigheid veroorzakende adenosine tegengewerkt wordt.
De verschillende verbindingen vertonen een grote spreiding aan activiteit ten gevolge van het grote aantal subtypes van de receptor. Er is daarom een groot aantal synthetische xanthines ontwikkeld, en lang niet altijd met een of meer methylgroepen, in de zoektocht naar grotere selectiviteit voor het enzym fosfodiesterase of de subtypes van de adenosinereceptor.[7]
Voorbeelden
[bewerken | brontekst bewerken]Naam | R1 | R2 | R3 | IUPAC-naam | Komt voor in |
---|---|---|---|---|---|
Cafeïne | CH3 | CH3 | CH3 | 1,3,7-trimethyl-1H-purine-2,6(3H,7H)-dione | koffie, guarana, maté, thee, cola |
Theobromine | H | CH3 | CH3 | 3,7-dihydro-3,7-dimethyl-1H-purine-2,6-dione | chocolade, maté |
Theofylline | CH3 | CH3 | H | 1,3-dimethyl-7H-purine-2,6-dione | thee, chocolade, maté |
Xanthine | H | H | H | 3,7-dihydro-purine-2,6-dione | planten, dieren |
- ↑ Gene A. Spiller. (1998). GEEN TITEL OPGEGEVEN Caffeine – CRC Press (Boca Raton) ISBN 0-8493-2647-8
- ↑ a b UJ. Deree, J.O. Martins, H. Melbostad, W.H. Loomis, R. Coimbra. (2008). Insights into the regulation of TNF-alpha production in human mononuclear cells: the effects of non-specific phosphodiesterase inhibition. Clinics (Sao Paulo). 63 pag.: 321–328 DOI:10.1590/S1807-59322008000300006
- ↑ D.M. Essayan. (2001). Cyclic nucleotide phosphodiesterases J. Allergy Clin. Immunol.. 108 pag.: 671–680 DOI:10.1067/mai.2001.119555
- ↑ L.J. Marques, L. Zheng, N. Poulakis, J. Guzman, U. Costabel. (1999). Pentoxifylline inhibits TNF-alpha production from human alveolar macrophages Am. J. Respir. Crit. Care Med.. 159 pag.: 508–511
- ↑ a b M. Peters-Golden, C. Canetti, P. Mancuso, M.J. Coffey. (2005). Leukotrienes: underappreciated mediators of innate immune responses J. Immunol.. 174 pag.: 589–594
- ↑ J.W. Daly, K.A. Jacobson, D. Ukena. (1987). Adenosine receptors: development of selective agonists and antagonists Prog. Clin. Biol. Res.. 230 pag.: 41–63
- ↑ Zie:
- D.W.MacCorquodale. (1929). The synthesis of some alkylxanthines J. Amer. Chem. Soc.. 51 pag.: 2245–2251 DOI:10.1021/ja01382a042
- A. Sunshine, E.M. Laska, C.E. Siegel (RICHARDSON-VICKS, INC). (1989). Analgesic and anti-inflammatory compositions comprising xanthines and methods of using same Internetpagina: WO patent 1985002540, 22 maart 1989 toegekend
- Constantin Koulbanis, Claude Bouillon, Patrick Darmenton (L'Oreal). Cosmetic compositions having a slimming action Internetpagina: US patent 4288433, 4 september 1981 toegekend
- J.W. Daly, W.L. Padgett, M.T. Shamim. (1986). Analogues of caffeine and theophylline: effect of structural alterations on affinity at adenosine receptors J, Medicinal Chem,. 29 pag.: 1305–1308 DOI:10.1021/jm00157a035
- J.W. Daly, K.A. Jacobson, D. Ukena. (1987). Adenosine receptors: development of selective agonists and antagonists Progress in Clinical and Biological Research. 230 pag.: 41–63
- O.H. Choi, M.T. Shamim, W.L. Padgett, J.W. Daly. (1988). Caffeine and theophylline analogues: correlation of behavioral effects with activity as adenosine receptor antagonists and as phosphodiesterase inhibitors Life Sciences. 43 pag.: 387–398 DOI:10.1016/0024-3205(88)90517-6
- M.T. Shamim, D. Ukena, W.L. Padgett, J.W. Daly. (1989). Effects of 8-phenyl and 8-cycloalkyl substituents on the activity of mono-, di-, and trisubstituted alkylxanthines with substitution at the 1-, 3-, and 7-positions J. Medicinal Chem.. 32 pag.: 1231–1237 DOI:10.1021/jm00126a014
- J.W. Daly, I. Hide, C.E. Müller, M. Shamim. (1991). Caffeine analogs: structure-activity relationships at adenosine receptors Pharmacology. 42 pag.: 309–321 DOI:10.1159/000138813
- D. Ukena, C. Schudt, G.W. Sybrecht. (1993). Adenosine receptor-blocking xanthines as inhibitors of phosphodiesterase isozymes Biochemical Pharmacology. 45 pag.: 847–851 DOI:10.1016/0006-2952(93)90168-V
- J.W. Daly. (2000). Alkylxanthines as research tools Journal of the Autonomic Nervous System. 81 pag.: 44–52 DOI:10.1016/S0165-1838(00)00110-7
- J.W. Daly. (2007). Caffeine analogs: biomedical impact Cellular and Molecular Life Sciences. 64 pag.: 2153–2169 DOI:10.1007/s00018-007-7051-9
- M.P. González, C. Terán, M. Teijeira. (2008). Search for new antagonist ligands for adenosine receptors from QSAR point of view. How close are we? Medicinal Research Reviews. 28 pag.: 329–371 DOI:10.1002/med.20108
- P.G. Baraldi, M.A. Tabrizi, S. Gessi, P.A. Borea. (2008). Adenosine receptor antagonists: translating medicinal chemistry and pharmacology into clinical utility Chemical Reviews. 108 pag.: 238–263 DOI:10.1021/cr0682195