Portaal:Filosofie/Uitgelicht
Uitgelicht week 1Ludwig Josef Johann Wittgenstein (Wenen, 26 april 1889 - Cambridge, 29 april 1951) was een Oostenrijks/Brits filosoof. Hij werd geboren in Wenen en was het jongste kind van een extreem rijk Oostenrijkse industrieel. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog meldde hij zich als vrijwilliger voor het Duits-Oostenrijkse leger. Hij had een boekje in zijn rugzak van Tolstoj over de evangeliën. Hij maakte aan het front aantekeningen waaruit later de Tractatus logico-philosophicus zou groeien. Tevens hield hij een dagboek bij dat belangrijk zou worden bij de interpretatie van de Tractatus. Wittgenstein heeft in zijn filosofie een belangrijke ommezwaai gemaakt. Zo zeer zelfs dat men spreekt van Wittgenstein I en Wittgenstein II. Het hoofdwerk van Wittgenstein I is de Tractatus logico-philosophicus. Dit werk verscheen in 1921/1922 en werd als onbegrijpbaar en onverkoopbaar ervaren. Bertrand Russell, met wie Wittgenstein een zeer goed contact had, heeft zich voor de uitgave ervan ingespannen en een voorwoord bij het boek geschreven - waarover Wittgenstein trouwens niet geheel tevreden was. De Tractatus - zoals het boek vaak wordt aangeduid - bestaat uit een serie genummerde stellingen. Het handelt over de taal ten opzichte van het domein van de kennis, ethiek, esthetiek en religie. Volgens Wittgenstein I kan met taal alleen zinvol worden omgegaan als daarmee "standen van zaken" worden beschreven (hierin volgt hij zijn voorbeeld Augustinus, wiens werk hij later sterk zal bekritiseren). |
Uitgelicht week 2Een godsbewijs of godsargument is bedoeld om het geloof in het bestaan van één of meerdere goden rationeel aannemelijk te maken; het tegenovergestelde is een antigodsbewijs. Dit artikel behandelt beide. De Winkler Prins definieert een godsbewijs als "een systematisch-wijsgerige reflectie op de godsaffirmatie". Het is daarom strikt genomen niet "een bewijs dat God bestaat/goden bestaan". Een van de bedoelingen is aan te tonen dat bij het nadenken over de wereld een godsbegrip noodzakelijk is of niet. Dit kan onder meer door op grond van een logische redenering te proberen het bestaan van God of goden te bewijzen of te weerleggen. Vanuit verschillende takken van (natuur)wetenschap wordt kritiek geleverd op het zoeken naar een godsbewijs. De filosoof Herman Philipse stelt in zijn Atheïstisch manifest (1995) dat alle gelovigen in feite "semantisch atheïsten" zijn, omdat elke beschrijving die aan de entiteit God wordt gegeven, beperkt blijft tot woorden. Deze zienswijze is echter niet nieuw en wordt ook door sommige theïsten aangehangen (onder wie de filosofen Hermann Cohen en Immanuel Kant), die erkennen dat God weliswaar geen empirische existentie heeft, maar wel een essentie.[bron?] De vooronderstelling van de analytische semantiek is, dat alleen begrippen die een empirische denotatie hebben ook daadwerkelijk bestaan; voor idealisten is het 'geestelijk' bestaan van de connotatie voldoende. Een analoog voorbeeld: de 'eeuwige vrede' bestaat niet reëel, maar is toch de hoop van veel redelijke mensen, onder wie Verlichtingsfilosofen. Het idee heeft dus wel een 'ideëel' bestaan dat (mogelijkerwijs) een werking heeft. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 3Thomas van Aquino (1225–1274) was een Italiaanse filosoof en theoloog, die tot de scholastici gerekend wordt. Thomas van Aquino stamde uit een vooraanstaande familie die hem had voorbestemd om in te treden bij de benedictijnen van Monte Cassino en abt te worden van deze machtige abdij. Hij trad echter in 1244 toe tot de dominicanen, een bedelorde met een grote werfkracht onder de aanzienlijken, zoals de cisterciënzers een eeuw vroeger hadden bezeten. Hij was in Keulen tussen 1248 en 1252 als student onder het gehoor van zijn ordegenoot Albertus Magnus (1206–1280). In 1252 begon hij zelf te doceren. Hij werkte in Parijs, Rome, Napels, Orvieto en Viterbo. De universiteit van Parijs verleende hem in 1256 de graad van magister, tegelijk met de franciscaan Bonaventura. Thomas' werken en visie vonden niet meteen de weerklank van latere tijden. Omtrent 6 december 1273, na het vieren van de Mis, hield Thomas op met schrijven en dicteren. Toen zijn assistent Reginaldus om opheldering vroeg, antwoordde hij: "Ik kan het niet meer. Alles wat ik geschreven heb lijkt stro in vergelijking met wat ik heb gezien." Hoewel dit verschillend opgevat kan worden, is het vermoedelijk niet een afwijzing van zijn eigen werk. Aangenomen kan worden dat Thomas tijdens die viering een diepe spirituele ervaring heeft gehad. Hij stierf op 7 maart 1274. In 1277 veroordeelde de bisschop van Parijs enkele van zijn stellingen, maar deze veroordeling werd herroepen toen paus Johannes XXII Thomas van Aquino in 1323 heilig verklaarde. In 1567 benoemde paus Pius V, zelf een dominicaan, hem tot kerkleraar. Sinds 1970 is 28 januari de kerkelijke feestdag van Thomas van Aquino. |
Uitgelicht week 4Het Griekse woord λόγος of logos is een woord met verschillende betekenis, maar wordt meestal als "woord" vertaald; andere betekenissen zijn onder meer 'gedachte', 'taal', 'rede', 'principe', 'leerstelling' of 'logica'. Binnen de filosofie, analytische filosofie en religie spelen nog speciale betekenissen en connotaties een rol. Het al genoemde logica is van dit woord afgeleid, alsook het suffix –logie (en het afgeleide –logisch) waarmee vele wetenschappen aangeduid worden en het verwante –loog voor de beoefenaars hier van. Ook de woorden analogie en logaritme zijn met logos verwant. Logos werd door Heraclitus, een van de bekendere Presocratici gebruikt om de menselijke kennis en inherente orde in het universum te kenschetsen, een wetmatigheid die in het gehele universum aanwezig, of door de goden ingesteld, is. Dit ziet hij achter de veranderlijke dagelijkse werkelijkheid, die hij met zijn πάντα ῥεῖ (panta rhei) verwoordt. Voor Socrates, Plato en Aristoteles betekende logos feitelijk het vermogen van de menselijke rede en de kennis die de mensen van de wereld en elkaar bezitten. Voor Aristoteles met name, die zich ook het eerst met logica bezighoudt, wordt logos het concept van de menselijke rationaliteit, datgene wat de mensen van de dieren onderscheidt. De Stoici verstonden onder logos de levenskracht van het universum. De logos vormt de oorsprong van het universum, een soort oerfenomeen, waar alle werkingskracht uit voorkomt. Logos symboliseert hiermee bijvoorbeeld het principe van causaliteit. Het is een principe dat van binnenuit werkt, het staat niet tegenover de materie. Deze betekenis heeft in de psychologie van de twintigste eeuw een belangrijke rol gespeeld.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 5Julien Offray de La Mettrie (1709–1751) was een Franse arts en filosoof. Hij was een sterk materialistische verlichtingsfilosoof. Zijn belangrijkste stelling was dat de mens niet wezenlijk van een machine verschilt en dat al ons denken en voelen tot eigenschappen van materie zijn te herleiden. De La Mettrie werd geboren in het Franse Saint-Malo. Na een korte studie theologie besloot hij medicijnen te gaan studeren. In 1733 kwam hij naar Leiden om bij Boerhaave om zich in de geneeskunde te verdiepen. Hij was onder de indruk van de empirische benadering van Boerhaave, die op gespannen voet stond met de rationalistische wetenschap waarin het theoretisch redeneren belangrijker vond dan het onderzoeken van de patienten. La Mettrie leidde een rusteloos en zwervend bestaan. Hij was enige tijd dokter in zijn geboortestreek Bretagne, daarna lijfarts van de hertog van Grammont in Parijs. In 1744 maakte hij als regimentsarts de belegering van Freiburg mee. Daar werd hij zelf ziek. Hij kreeg hevige koortsaanvallen met hallucinaties, een ervaring die hem ervan overtuigde dat wat zich in de geest afspeelt vergaand door het lichaam wordt veroorzaakt. Het jaar daarop publiceerde hij anoniem L'Histoire naturelle de l'ame (de natuurlijke geschiedenis van de ziel). Al snel kwam uit dat La Mettrie de auteur van het werk was. Het Franse parlement verbood de verhandeling en de politie nam een groot deel van de oplage in beslag. De polemiek en satire dwongen La Mettrie om uit te wijken naar Leiden. Daar schreef hij in 1747 zijn beroemdste werk L'Homme machine (de mens een machine). Dit boek zorgde ook voor veel ophef, zodat hij ook Holland spoorslags moest verlaten, waarna hij aan het Pruisische hof van Frederik de Grote werd uitgenodigd. |
Uitgelicht week 6Dialectiek is in het algemeen gezegd ofwel een redeneervorm die door middel van het gebruik van tegenstellingen naar waarheid probeert te zoeken, dan wel een metafysica, volgens welke zowel het denken als de wereld verandert c.q. zich ontwikkelt, ten gevolge van tegenstellingen. (Hegel, Marx en navolgers) Het begrip heeft een lange geschiedenis in de historie van het westerse denken die nog steeds meeweegt in de betekenis. In de klassieke tijd was het nog meer dan tegenwoordig een argumentatievorm. Het woord dialectiek gaat terug op het Griekse dialegomai, "converseren", evenals dialoog en dialect ("spreektaal"). Zeno (van Elea) wordt door Aristoteles de uitvinder van de dialectische kunst genoemd maar in zeer brede kring wordt Aristoteles zelf beschouwd als de meester of stichter van de dialectiek, temeer omdat het begrip dialectiek zelf al snel bijna geheel samenviel met dat van de (formele) logica (die van Aristoteles afkomstig is). Kant hanteerde een transcendentale dialectiek en in de tijd van Hegel en Marx kreeg het begrip er een aparte betekenis bij. Zeno van Elea zou door middel van het gebruikmaken van tegenstellingen geargumenteerd hebben tegen de realiteit van beweging en verandering, zegt Aristoteles over hem in zijn Fysika. Zeno wordt echter begrijpelijker als men die beweging en verandering niet opvat als facetten van de empirie (zoals we zouden doen als we zijn voorbeelden strikt natuurwetenschappelijk zouden opvatten) maar als beschrijvingen van het Zijn. In feite moet Zeno beschouwd worden als een rationalistische kritiek op de aanhangers van het Vele en bestaat zijn dialectiek hieruit, dat hij probeerde aan te tonen dat het aanhangen van die (toenmalige) gedachtenstroming tot tegenstrijdige opvattingen leidt. (pijlen komen namelijk wel gewoon bij hun doel aan) Door de sofisten werd de dialectiek ook opgevat als een manier om een ander ergens van te overtuigen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 7Karl Raimund Popper (Wenen, 28 juli 1902 – Londen, 17 september 1994) was een Oostenrijks-Britse filosoof die algmeen wordt beschouwd als een van de grootste wetenschapsfilosofen van de 20e eeuw. Daarnaast was hij een belangrijk sociaal en politiek filosoof, een onversaagd verdediger van de liberale democratie en de principes van sociale kritiek waar deze op is gebaseerd, en een onwrikbaar tegenstander van autoritarianisme. Hij is het bekendst geworden door zijn weerlegging van het klassieke model van wetenschap als een proces van observatie en inductie, zijn pleidooi voor falsifieerbaarheid als criterium om wetenschap van non-wetenschap te scheiden en zijn verdediging van de 'open maatschappij'. Karl Popper werd in 1902 in Wenen geboren in een Joods gezin en studeerde aan de universiteit van Wenen. Hij promoveerde in 1928 bij Karl Bühler in de filosofie, en gaf les op een middelbare school van 1930 tot 1936. In 1937 emigreerde hij naar Nieuw-Zeeland uit zorg om het opkomende nazisme. Daar werd hij lector in de filosofie aan Canterbury University College in Christchurch (NZ). In 1946 verhuisde hij naar Engeland om lector te worden in de logica en de wetenschappelijke methode aan de London School of Economics, waar hij in 1949 een leerstoel kreeg. Hij werd 'Sir' Karl Popper in 1965, en in 1976 tot 'Fellow' van de Royal Society gekozen. Hij trok zich uit het academische leven terug in 1969, hoewel hij intellectueel actief bleef tot aan zijn dood in 1994. |
Uitgelicht week 8La condition postmoderne: rapport sur le savoir (1979) is een kort maar invloedrijk boek van de Franse filosoof Jean-François Lyotard (1924–1998), waarin deze de epistemologie van de postmoderne cultuur analyseert als het einde van de grote verhalen (grand récits of metanarratifs): overkoepelende filosofische theorieën van wetenschap en geschiedenis die als kenmerkend worden beschouwd van de moderniteit. Het werk introduceerde de term 'postmodernisme', die eerder in de kunstkritiek gebruikt werd, in de filosofie. Tot de metanarratifs behoren het reductionisme in de wetenschapsfilosofie en de teleologische opvattingen van de menselijke geschiedenis zoals die van de Verlichting en het marxisme. Deze zijn onhoudbaar geworden, meent Lyotard, door de technologische vooruitgang op de gebieden van communicatie, massamedia en informatica. Technieken als kunstmatige intelligentie en machinaal vertalen, die eind jaren '70 een grote vlucht namen, duiden op een verschuiving naar talige en symbolische productie als centraal element in de postindustriële economie en de daarmee samenhangende postmoderne cultuur, die eind jaren '50 was begonnen na de wederopbouw van West-Europa. Het gevolg hiervan is een veelheid aan 'taalspelen' (een term ontleend aan Wittgenstein) zonder overkoepelende structuur, waarmee de moderne wetenschap haar eigen metanarratif ondergraaft. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 9Averroes (Córdoba (Spanje), 1126 – Marrakesh (Marokko), 1198) (Arabisch: ابن رشد; ook gespeld als Averroës of Averrhoës, uitspraak: ə-vĕr'ō-ēz') of Ibn Rushd (ĭb'ən rʊsht') was een Spaans-Arabische filosoof, jurist en arts. Hij heeft vooral bekendheid gekregen dankzij zijn commentaren op de werken van Aristoteles, die een sterke invloed op de middeleeuwse christelijke theologie uitoefenden. Averroes kwam uit een familie van Maliki rechtsgeleerden; zijn grootvader Abdul-Walid Muhammad (overl. 1126) was de belangrijkste rechter van Córdoba onder de Almoraviden. Zijn vader, Abdul-Qasim Ahmad, nam dezelfde positie in tot de komst van de Almohaden-dynastie in 1146. Ibn Tufail ("Abubacer" in het Westen) introduceerde Averroes aan het hof en aan Avenzoar (Ibn Zuhr), de grote moslimarts. Ze werden vrienden. In 1160 werd Averroes tot qadi van Sevilla benoemd. Daarna was hij in dienst van vele hoven, te Sevilla, Córdoba en in Marokko. Hij schreef commentaren op de Griekse filosoof Aristoteles en een medische encyclopedie. Jacob Anatoli vertaalde zijn werken uit het Arabisch in het Hebreeuws in de jaren na 1200. Zijn belangrijkste filosofisch werk was Tahafut at-Tahafut, "Verwarring van de Verwarring", waarin hij commentaar leverde op de werken van Hamid Al-Ghazali die "Tahafut al falasifa", "Verwarring der filosofie" heeft geschreven, waarin Al-Ghazali commentaar had geleverd op filosofie. Na de golf van fanatisme in Andalusië aan het eind van de twaalfde eeuw, werd Averroes verbannen naar een geïsoleerde plaats dicht bij Cordoba. Veel van zijn werken in de logica en metafysica zijn permanent verloren gegaan als gevolg van censuur. Averroes probeerde het systeem van Aristoteles met de leer van de islam in overeenstemming te brengen. Volgens Averroes is er geen conflict tussen godsdienst en filosofie. Hij was van mening dat men de waarheid op twee verschillende manieren kan bereiken, door middel van filosofie of godsdienst. Hij geloofde onder meer in de eeuwigheid van het heelal. De filosofische en religieuze stroming die Averroes' gedachten koestert, wordt averroïsme genoemd.
|
Uitgelicht week 10Het Ding an sich is het ding zoals het op zichzelf bestaat, zoals het in wezen is. Dit filosofische begrip werd bedacht door de Duitse filosoof Immanuel Kant (1724-1804), die het uitwerkte in zijn Kritik der reinen Vernunft. Volgens Kant kan de mens de werkelijkheid zoals ze is (de Dinge an sich) niet kennen. Wat de mens over de werkelijkheid meent te kennen, is volledig afhankelijk van zijn waarnemingen en hoe hij deze waarnemingen interpreteert. Nu kan de mens, zo zegt Kant, niet anders dan met in het bewustzijn a priori aanwezige structuren werken. Kant noemt deze 'aanschouwingsvormen' en 'categorieën.' Dit komt er op neer dat wat de mens kent gekleurd is door zijn kenvermogen. Het is een beetje te vergelijken met wat de bolle ogen van een kikker doorgeven als zijnde 'de werkelijkheid'. Voor die kikker bestaat de wereld uit ronde vormen, een resultaat van de structuur van zijn ogen. Wat Kant bedoelt is dat het voor een mens onmogelijk is om tijd, ruimte en causaliteit buiten de waarneming te houden, vermits dit de 'a priori' structuren zijn die onze waarneming vormen en kleuren. De dingen kunnen daarom nooit door ons worden waargenomen zoals ze op zichzelf zijn, maar alleen zoals ze aan ons verschijnen. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 11Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink (1810–1865) was in zijn tijd een van de invloedrijkste intellectuelen in Nederland. Als literatuurcriticus, filosoof en historicus wierp hij zich op voor de moderne, liberale samenleving die gekenmerkt wordt door democratie, individuele vrijheid en debat. Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink werd op 28 februari 1810 in Amsterdam nabij de Westerkerk geboren. In het ouderlijk huis aan de Rozengracht is de rijke traditie van de Amsterdamse gegoede burgerij sterk vertegenwoordigd. De vader van Reinier Cornelis was een kleinzoon van de Hollandse zee- en luchtschilder Ludolf Bakhuizen van den Brink en was eigenaar van een bloeiend handelskantoor. Zijn moeder een vrome en diepgelovige vrouw van hervormde signatuur die de pasgeborene voorbestemde tot predikant van de Nederlandse Hervormde Kerk. Als literatuurcriticus en (mede)oprichter van De Gids introduceerde hij in de jaren 1830 de moderne literatuurkritiek in Nederland. Hij nam afstand van het toen dominante en conservatieve cultureel nationalisme. |
Uitgelicht week 12Presocratische filosofie is de naam die gegeven wordt aan de oud-Griekse wijsbegeerte die aan Socrates (469–399 v.Chr.) voorafging. Daartoe behoren overigens ook enkele tijdgenoten van Socrates (zoals Democritus) die wegens hun denken toch gerekend worden tot deze groep van presocraten of presocratici. (Oudgrieks: "προσωκρατικοι φιλόσοφοι" - prosôkratikoì philósophoi = voorsocratische filosofen.) Met dit oud-Griekse prosocratische denken begint a.h.w. vanaf ongeveer 600 voor onze jaartelling in de Griekse kolonies rond de Vooraziatische Kust, op Sicilië en in de Laars van Italië de zogeheten westerse filosofie. Van groot belang voor herontdekking van en belangstelling voor deze wijsbegeerte is de uitgebreide driedelige uitgave van Hermann Diels, Die Fragmente der Vorsokratiker uit 1903, na honderd jaren nog steeds het standaardwerk wat betreft de overgeleverde teksten. Aan deze publicatie heeft ook de term presocratische filosofie haar populariteit te danken. Daarnaast hebben ook de colleges en geschriften van de Duitse filosoof Martin Heidegger vanaf de Jaren Dertig veel bijgedragen tot nadere bestudering, hoewel sommige van diens interpretaties omstreden zijn. De indeling van de Griekse filosofie in presocratisch en socratisch denken berust op een dictum van Marcus Tullius Cicero (106–43 v.Chr.) dat "Socrates de wijsbegeerte van de hemel naar de aarde heeft gehaald": ontologie ("zijnsleer") wordt vervangen door meer "practische filosofie". Tegen Cicero's stelling valt nogal wat in te brengen omdat beide elementen in de twee richtingen aanwezig zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 13Pierre Bourdieu (1930–2002) was een Frans socioloog. In eigen land was hij een vooraanstaand links intellectueel, daarbuiten was hij vooral onder sociaal-wetenschappers bekend. Mede dankzij zijn magnum opus La distinction uit 1979 geldt hij als een van de grote sociologen van de twintigste eeuw. Pierre Bourdieu werd in 1930 geboren als zoon van een postbode in een boerengemeenschap aan de rand van de Pyreneeën. Hij studeerde filosofie aan de École normale supérieure in Parijs en ging vervolgens doceren aan de universiteit van Algiers. In Algerije, waar hij ook als soldaat diende, schreef hij in de jaren vijftig zijn eerste sociologische studies, de wetenschap waar hij zich toe ‘bekeerde’. Hij hield zich onder andere bezig met de ontworteling van de Algerijnen door het Franse kolonialisme en door de islam. In 1968 stichtte hij het onderzoeksinstituut Centre de Sociologie Européene en in 1975 richtte hij het tijdschrift Actes de la recherche en sciences sociales op. In 1982 volgde hij Raymond Aron op als hoogleraar aan het prestigieuze Collège de France. Hij is zich altijd vooral blijven bezighouden met sociale ongelijkheid, wat waarschijnlijk mede te danken is aan zijn eigen lage afkomst. Behalve socioloog werd hij ook steeds meer politiek activist. Hij richtte zich tegen moderne sociaaldemocraten als Jospin en Blair, die in de jaren ’80 en ’90 steeds neoliberaler werden. Hierdoor groeide hij in Frankrijk uit tot net zo’n bekende intellectueel als bijvoorbeeld Sartre, Foucault of Derrida. Zo kreeg hij in 1996 maar liefst anderhalf uur zendtijd om in twee monologen zijn visie op het fenomeen televisie uiteen te zetten. |
Uitgelicht week 14Empirisme is een filosofische stroming waarin gesteld wordt dat kennis uit de ervaring voortkomt. Deze stroming is tegengesteld aan het rationalisme (en ook tegengesteld aan elk innatisme). De belangrijkste namen waaraan deze stroming -die in de moderne tijd zijn wortels heeft in het Verenigd Koninkrijk (maar waarvan de wortels veel dieper liggen)- wordt gerelateerd, zijn, in chronologische volgorde : Aristoteles, Roger Bacon, Francis Bacon, John Locke, George Berkeley, David Hume, de Fransman De Condillac en John Stuart Mill. Hedendaagse voorbeelden zijn William James, Bertrand Russell, de Wiener Kreis en Bas van Fraassen. Het empirisme wordt traditioneel beschouwd als een filosofie die tegengesteld is aan het rationalisme dat vasthoudt aan de zienswijze dat kennis gebaseerd is op het denken en in zekere mate is aangeboren (innatisme). Het empirisme gaat uit van de grondhouding dat we de dingen kennen door de ervaring. Ondanks het feit dat de meeste empiristen hier niet al te dogmatisch mee omgaan, meent iemand als Mill dat we zelfs de logische wetten uit de ervaring halen. Hij illustreert dit bijvoorbeeld door te stellen dat we in de werkelijke wereld nooit een situatie tegenkomen die tegelijkertijd wel en niet bestaat. De logica zou deze wet vervolgens simpelweg gekopieerd hebben vanuit de ervaring (niet A en niet-A). (Hij vergeet er overigens bij te vermelden dat buiten het denken zelf überhaupt nooit een ontkenning wordt waargenomen). Hume verdedigt het causaliteitsbeginsel met een verwijzing naar bliksem en donder. Het feit dat donder op bliksem volgt en dat na bliksem donder verwacht kan worden, kennen we dus uit de ervaring.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 15John Borden (Bordley) Rawls (1921–2002) was een Amerikaans politiek filosoof. Hij wordt algemeen beschouwd als de meest invloedrijke politieke filosoof van de 20e eeuw. Dit vooral omwille van zijn werk A Theory of Justice (1971) en aanverwante publicaties. John Rawls werd geboren in Baltimore, Maryland, Verenigde Staten. Hij komt uit een gezin met vijf kinderen (allemaal jongens), zijn ouders waren William Lee Rawls en Anna Abell Stump. Na de middelbare school gaat Rawls in 1939 studeren aan de prestigieuze Princeton University, hier ontstaat zijn interesse voor de filosofie. In 1943 rondt hij het eerste deel van zijn studie af; hij is dan 'Bachelor of Arts'. In hetzelfde jaar gaat hij het leger in; de Tweede Wereldoorlog is dan in volle gang. Rawls dient in de infanterie en komt terecht in Nieuw-Guinea, de Filipijnen en Japan. In Japan is hij getuige van de nasleep van de atoombom op Hiroshima. Rawls wordt gevraagd in het leger te blijven als officier, maar hij bedankt voor de eer. Rawls gaat terug naar Princeton University om zijn doctoraal in de filosofie te behalen. In 1949 trouwt Rawls met Margaret (Mardy) Fox, net als hij filosoof. In 1950 promoveert Rawls aan Princeton, waarna hij les gaat geven aan dezelfde universiteit. In 1952 vertrekt hij naar de universiteit van Oxford, waar hij kennis maakt met het werk van de liberale politicoloog Isaiah Berlin en de rechtswetenschapper H.L.A. Hart. Na een paar jaar keert hij terug naar de Verenigde Staten, waar hij les gaat geven aan Cornell University. In 1962 wordt hij professor in de filosofie aan dezelfde universiteit. In 1964 maakt hij de overstap naar Harvard University; hier blijft hij tot zijn dood werken als professor. |
Uitgelicht week 16Pragmatisme is een wetenschappelijke en een filosofische stroming gekenmerkt door de focus op het verbinden van de praktijk met de theorie, die volgens het pragmatisme niet los van elkaar staan. Het bekendst is wellicht hun pragmatische waarheidstheorie die stelt dat een opvatting waar is als het in de praktijk werkt. Waarheid wordt dus niet gedefinieerd aan de hand van een correspondentierelatie of coherentie, maar in termen van praktisch nut en maatschappelijk voordeel. Waarheid is zo iets dat niet vaststaat, maar mee evolueert met de inzichten van de maatschappij. Deze opvatting staat ook in nauw verband met het fallibilisme. In het pragmatisme wordt de mens als handelend wezen in het centrum gezet en waarbij handelen en denken in dienst staan van het oplossen van praktische problemen. Verdere kenmerken van het pragmatisme zijn een functionalistische en consequentialistische inslag. Als grondlegger van deze stroming wordt C.S. Peirce als grondlegger aangeduid. Verdere vertegenwoordigers waren William James, John Dewey en G.H. Mead. Hedendaagse vertegenwoordigers zijn Richard Rorty en Susan Haack. Over de grondlegger Peirce, een van de grondleggers van het pragmatisme is verder onder meer op te merken dat uitgerekend hij, ondanks het feit dat het pragmatisme na hem in de praktijk zich sterk als een empiristische (en dus antirationalistische) stroming heeft ontwikkeld, als vooraanstaand logicus te boek staat. Hij is bijvoorbeeld de uitvinder van de zgn. waarheidstabel, een manier om de klassieke logica in een buitengewoon korte, handige en makkelijk toegankelijke vorm weer te geven. Tegen het einde van zijn leven distantieerde hij zich dan ook van het pragmatisme en de term pragmaticism introduceerde. Deze tegenstelling tussen Peirce en bijvoorbeeld James, speelde vandaag nog door in de discussies tussen Rorty en Haack.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 17Marcus Tullius Cicero (Arpinum, 3 januari 106 v.Chr. – Formiae, 7 december 43 v.Chr.) was een Romeins redenaar, politicus, advocaat en filosoof. Zijn leven viel samen met de val van de Romeinse Republiek en de gebeurtenissen die daaraan vooraf gingen. Zelf speelde hij bij veel van de politieke gebeurtenissen in deze tijd een grote rol. Cicero's schrijven schenkt een belangrijk historisch inzicht in deze periode. Cicero werd geboren in Arpinum, in een rijke familie van landeigenaren, de Tullii. De politieke posities werden in die tijd vooral bezet door rijke families en hoewel rijk, heeft Cicero's familie geen grote politieke invloed. Cicero, die al van jongs af aan een politieke ambitie koesterde, groeide op met een afkeer van de rijkere en beroemdere families in Arpinum. Zonder noemenswaardige achtergrond had Cicero weinig opties om een politieke carrière te bewerkstelligen. Een succesvolle militaire carrière was doorgaans een goede manier om door te dringen tot de Romeinse politiek, maar Cicero had een gegronde afkeer van oorlog. Opmerkelijk was wel dat de vermogende familie van zijn echtgenote Terentia, met wie hij rond 80 v.Chr. in het huwelijk trad, hem heeft gesteund bij de uitbouw van zijn politieke carrière. Cicero betrok een positie als quaestor in West-Sicilië rond 75 v.Chr., en begon een succesvolle carrière als advocaat. Hij had het motto aangenomen dat aan Achilles werd toegeschreven, altijd de beste te zijn en de rest te overtreffen. |
Uitgelicht week 18Idee zu einer allgemeinen Geschichte in weltbürgerlicher Absicht is een 17 pagina's tellend essay van Immanuel Kant (1724–1804) dat in 1784 verscheen. Hij bespreekt hierin de relatie van de individuele mens tot de menselijke samenleving en de rol van de Natuur hierbij, zowel in historisch perspectief (Geschichte) als met het oog op een toekomstige (onafwendbare) wereldsamenleving (weltbürgelicher Absicht). Zijn latere essay Zum ewigen Frieden uit 1795 sluit hierop naadloos aan. In tegenstelling tot zijn latere ethische werken waarin de mens als individu met een vrije wil centraal staat, lijkt op het eerste gezicht in zijn sociale filosofie de menselijke soort als zodanig in het centrum te staan met daarbij een geheel zelfstandige rol van de Natuur. (Hannah Arendt noemt deze filosofische opvatting van Kant dan ook de natuurfilosofie van Kant). De individuele mens, zegt Kant, wordt in zijn fysieke verschijningsvorm geheel door de natuurwetten beheerst. De menselijke Rede is weliswaar niet onderhevig aan natuurwetten, maar bij het in vrijheid gebruiken daarvan wordt de mens beheerst door de aangeboren neiging tot eerzucht, heerszucht en zelfzucht (in Die Religion innerhalb der Grenzen der bloßen Vernunft uit 1793 betitelt Kant de neiging tot zelfzucht/eigenliefde als het 'absolute kwaad'). De mens kan echter tegelijkertijd niet buiten het leven in een samenleving. Hierbinnen gebruikt de mens zijn "slechte" neigingen om zich er een plaats in te veroveren. Hij moet tenslotte opboksen tegen een onmaatschappelijke maatschappelijkheid (ungesellige Geselligkeit). Tevens zijn diezelfde slechte neigingen ook de bron van kunst en cultuur van de menselijke samenleving. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 19Baruch Spinoza (1632–1677) was een van de rationalisten van de vroege moderne filosofie samen met René Descartes en Gottfried Leibniz. Zijn bekendste werk, de Ethica, werd pas na zijn dood uitgegeven. In 1656 komt Spinoza in conflict met de Amsterdamse joodse gemeenschap. Hij wordt uit de sefardische gemeente verbannen. Het is onzeker of dit direct verband houdt met zijn filosofische ideeën. Mogelijk had het te maken met de weigering van Spinoza zich te conformeren aan de joodse gemeenschap of wellicht ook vanwege financiële perikelen. Spinoza's filosofische stelsel gaf vorm, orde en eenheid aan de traditie van het radicale denken. Hij stond alleen in zijn ontkenning van het bestaan van wonderen en het bovennatuurlijke. Voor zijn tijd een gevaarlijk uitgangspunt, dat zelfs Thomas Hobbes niet aandurfde. Spinoza's filosofie is deels wel pantheïsme, maar geen panentheïsme. Die personificatie van het Godsbeeld past niet bij Spinoza. Een standpunt dat onder meer blijkt uit de 33ste stelling uit het eerste deel van de Ethica, waarin Spinoza zegt dat er van een Goddelijk plan geen sprake kan zijn. Alle dingen zijn bepaald door God, niet door de vrijheid van diens wil, maar door zijn absolute natuur, of onbegrensde macht. |
Uitgelicht week 20Het boek Tao Te Ching of Daodejing (道德經 / 道德经) is samen met het Boek der Veranderingen (I Ching) een van de belangrijkste geschriften van het taoïsme, dat naast het confucianisme en boeddhisme een van de grote drie Chinese filosofieën is. Het boek stamt uit de zesde eeuw v.Chr. De teksten zijn eerst mondeling overgeleverd en rond 300 voor Christus opgeschreven. Alhoewel het niet duidelijk is of het werk afkomstig is van één of meerdere auteurs, wordt Laozi ('meester Lao' of 'oude meester') meestal beschouwd als de schrijver. De Tao Te Ching is een bundel van 81 korte teksten, die zowel ontologisch als ethische aspecten van het leven behandelen. Net als bijvoorbeeld de Bijbel bespreekt het hoe de wereld in elkaar zit, maar ook hoe men in het leven "juist" handelt. Het eerste hoofdstuk begint met het woord Tao (道) dat 'de Weg' betekent, het tweede hoofdstuk met Te (德) dat 'deugd, dapperheid, integriteit' betekent, vandaar de titel Tao Te Ching: 'Boek (jing: 經) van Tao en Te', ook vaak vertaald als 'Het boek van de Weg en de Deugd' of een variant daarop. Centraal staan in de Tao Te Ching 'het volgen van de Tao' en Wu wei, het niet ingrijpen, het loslaten', dat wil zeggen, je niet verzetten tegen de loop der dingen, maar daar spontaan in meegaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 21Friedrich Nietzsche (1844–1900) is een beroemde en invloedrijke Duitse filosoof en filoloog. Tijdens zijn studie filologie raakte Nietzsche vertrouwd met de klassieke literatuur. In 1869 werd hij hoogleraar te Bazel. Nietzsche werd sterk beïnvloed door de filosoof Arthur Schopenhauer, wiens metafysica van de Wil hij min of meer overnam, zij het dat hij er andere ethische consequenties aan verbond: waar Schopenhauer pleitte voor een ascetische 'apollinische' levenshouding, was Nietzsche juist een voorvechter van een 'dionysische' bevestiging van de levenswil. Dit strijdlustige concept werd belichaamd door de übermensch: het in de toekomst levende resultaat van de voortdurende bevestiging van de wil tot macht, die zich tot de huidige mens verhoudt zoals de huidige mens zich verhoudt tot een aap. Deze gedachte vond zijn bekendste uitdrukking in het poëtisch-profetische boek Also sprach Zarathustra. De meeste deskundigen gaan ervanuit dat de geestelijke aftakeling, die hem de laatste tien jaar van zijn leven onproductief maakte, het gevolg was van syfilis. Recent onderzoek door Leonard Sax zoekt de oorzaak in een hersentumor in plaats van syfilis. |
Uitgelicht week 22Metafysica (verouderde benamingen: bovennatuurkunde of overnatuurkunde) is de wijsgerige leer die niet de werkelijkheid onderzoekt zoals ze ons gegeven wordt uit zintuiglijke waarneming (fysica), maar op zoek gaat naar het wezen van die werkelijkheid en wat haar constitueert. Als zodanig beschouwd is metafysica ook de grondslag van de wetenschappen omdat die uitgaan van een zekere aanname over de aard van de werkelijkheid. Oorspronkelijk betekende de term Wat na de natuur (fysica) komt, gebaseerd op werken van Aristoteles die volgden op zijn 'Fysica'. Thema's die de metafysica bestudeert zijn: Wat betekent 'zijn'? Waardoor, waarvoor bestaan wij? Wat voor manieren van 'zijn', zijn er (bijvoorbeeld, personen). De thema's waarmee metafysica zich bezighoudt, worden bepaald door deze vraag te stellen. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 23Socrates (Athene, ca. 469 v.Chr. - aldaar, 399 v.Chr.) of Sokrates (Oudgrieks: Σωκράτης) was een klassiek Grieks Atheense filosoof. Hij wordt beschouwd als een van de stichters van de westerse filosofie, al liet hij zelf geen geschriften na. Hij is bekend geworden door de verslagen van zijn studenten, met name die van Plato en Xenophon, en door de toneelstukken van zijn tijdgenoot, Aristophanes. Het 'socratische probleem' is de moeilijkheid om te bepalen wie de historische Socrates in werkelijkheid was en in hoeverre de diverse literaire representaties zijn denken accuraat weergeven. Socrates liet immers zelf geen geschriften na, zodat historici die zich een beeld willen vormen van zijn leven en filosofie zijn aangewezen op verslagen van diens tijdgenoten. Dit zijn voornamelijk drie primaire bronnen: Aristophanes met venijnige kritiek op Socrates' filosofie (zwaar gekarikaturiseerd, een idee van hoe Socrates bij de gewone man in de straat overkwam), Xenophon en Plato, vooral in zijn dialogen Apologie en Symposium. In Plato's beschrijving van Socrates wordt er geen scherpe lijn getrokken tussen 'de historische Socrates' en 'de platonische Socrates', die de rol van woordvoerder van Plato's filosofie op zich neemt. Daardoor blijft de "echte" Socrates verborgen en beschikken we slechts over interpretaties van zijn opvattingen en idealiseringen van zijn leven. Plato (427–347 v.Chr.) wordt vaak beschouwd als de belangrijkste bron van informatie over Socrates' leven en filosofie. Tegelijk geloven veel geleerden echter dat Plato, literair kunstenaar als hij was, "Socrates" te veel vereerde en zijn imago zo overdreef dat hij dingen zou hebben gedaan of gezegd die veel verder gingen dan wat aannemelijk is voor de historische Socrates. Daarom wordt Xenophon, als historicus, vaak gezien als betrouwbaarder bron voor de historische Socrates. Bij interpretatie van passages in werken van Plato is er voortdurend discussie of Plato daar de historische Socrates beschrijft of zijn fictieve projectie. Zoals Martin Cohen het uitdrukte, biedt Plato, de idealist, "een idool, een meesterfiguur, voor de filosofie. Een heilige, een profeet van de "Zonnegod", een leraar die werd veroordeeld voor zijn ketterse leer." |
Uitgelicht week 24Yin en yang (☯) zijn Chinese begrippen die verwijzen naar twee tegengestelde principes of krachten waarvan alle aspecten van het leven en het universum doordrongen zijn. Het yin-yangsymbool is de Oud-Chinese voorstelling van de kosmische dualiteit, waarbij yin vrouwelijkheid (aarde, koude, het noorden, vochtigheid) symboliseert en yang mannelijkheid (hemel, warmte, het zuiden, droogte). Het zijn echter niet louter tegenstellingen, maar vooral complementaire (elkaar aanvullende) waarden. Het universum; alles wat er is en niet is, wordt de Tao (of Dao) genoemd. De Tao is niet te kennen, te begrijpen of te duiden. De Tao manifesteert zich in 2 tegengestelde waarden: yin en yang. Dit zijn geen absolute polen zoals goed en kwaad; beide waarden bestaan slechts in relatie tot elkaar. Je kunt 'lang' uitsluitend lang noemen in relatie tot 'kort'; beide kunnen dus niet afzonderlijk (op zichzelf) bestaan. Yin wordt in verband gebracht met de donkere maan (die afgekeerd is van de zon) en staat zonder oordeel voor de vrouwelijke natuur. Yang wordt in verband gebracht met de heldere zon en komt zonder oordeel overeen met de mannelijke natuur.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 25Jean Jacques Rousseau (Genève, 28 juni 1712 - Ermenonville, 2 juli 1778) was een Zwitsers-Franse filosoof, schrijver en componist. Als denker wordt Rousseau pas bekend in 1750 wanneer hij een prijsvraag wint die is uitgeschreven door de Academie van Dijon voor een sceptisch geschrift over de zedelijke waarde van de kunsten en de wetenschappen. In dit essay, Discours sur les sciences et les arts, stelde hij dat de vooruitgang van kunst en wetenschap niet gunstig was geweest voor de mensheid (in West-Europa). De vooruitgang van kennis had regeringen sterker gemaakt en de individuele vrijheid geknecht. Rousseau concludeerde dat materiële vooruitgang de mogelijkheid van oprechte vriendschap had ondermijnd en vervangen door jaloezie, angst en wantrouwen. Hierin toonde hij zich voor het eerst een tegenstander van de vooruitgang die zo door zijn vrienden van de Encyclopédie en de Verlichting werd nagestreefd. Later zal dit grote verschil van inzicht maken dat hij met die vrienden breekt. In zijn Vertoog over de ongelijkheid tussen mensen uit 1755 stelt hij dat de mens van nature, dus in primitieve staat, en voorafgaand aan enige opvoeding, zoals een ‘edele wilde’ of 'nobele wilde' (‘bon sauvage’) goed is en alleen door ervaringen in de maatschappij gecorrumpeerd wordt. De onbedorven natuurstaat is verdwenen door het in eigendom nemen van land, bronnen, mensen, en dergelijke, de oorzaak van ongelijkheid en uitbuiting. De huidige staat is een schepping van de machtigen uit eigenbelang. |
Uitgelicht week 26Fuzzy logic (soms vage logica of wollige logica genoemd) is een stroming binnen de logica. Zij kan gezien worden als een uitbreiding van booleaanse logica. Het principe uit de booleaanse logica dat iets of waar of onwaar is, wordt losgelaten; het is dus een vorm van meerwaardige logica. In plaats daarvan worden er waarheidswaarden gebruikt tussen 0 (onwaar) en 1 (waar) in. Het discrete karakter van de traditionele logica's wordt hiermee ook losgelaten, iets kan bijvoorbeeld voor 1/3 waar zijn. Of 'een beetje' waar. Het Engelse woord fuzzy betekent wazig, wollig. De grondlegger van de fuzzy logic is Lotfi A. Zadeh. Hij ontwikkelde deze logica om met onzekerheden die in natuurlijke taal voorkomen te kunnen omgaan met formele middelen. Fuzzy logic vindt een praktische toepassing in de meet- en regeltechniek, waar het soms ook fuzzy control genoemd wordt. Met regels als 'zet de verwarming aan als het koud is' kan hiermee op eenvoudige manier een temperatuurregeling beschreven en ook geïmplementeerd worden. Bij goede definitie van 'aanzetten' en 'koud' kan hiermee een constantere temperatuur bereikt worden dan met een simpele 'aan-uit' regeling. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 27Aurelius Augustinus (Thagaste, 13 november 354 – Hippo, 28 augustus 430) was priester en bisschop van Hippo, een theoloog en kerkvader. Augustinus is een centrale figuur, zowel binnen het christendom als binnen de geschiedenis van het westerse denken. Zelf was hij beïnvloed door verschillende filosofische stromingen: Plato en het neo-platonisme, het scepticisme, de Academie en de Stoa. De kracht van Augustinus lag in het feit dat hij nauwelijks werd beïnvloed door de Griekse christelijke denkers en zodoende zelf op creatieve wijze naar oplossingen zocht. In verschillende opzichten was hij een autodidact. Zijn werk Belijdenissen (Confessiones) wordt gezien als een vroege vorm van autobiografie, maar dan autobiografie van een bepaald type: hij schrijft over de periode van zijn verwekking tot zijn toenmalige leeftijd (ongeveer 50) en over de ontwikkeling van zijn relatie tot God. In het achtste boek beschrijft hij het spectaculaire bekeringsproces dat hij had ondergaan, en dat in 386 in Milaan zijn voltooiing bereikte in de beroemde "tolle, lege"-scène. Kort hierop zou hij afstand doen van zijn maatschappelijke functie en zich (door Ambrosius) laten dopen. Hij eindigt het boek met een uitgebreide beschouwing van het Bijbelboek Genesis waarin hij uitlegt hoe de tekst geïnterpreteerd kan worden. Zijn psychologisch bewustzijn en zelfanalyse maken ook in onze tijd nog indruk op lezers. |
Uitgelicht week 28Een drogreden is, in het algemeen, een onjuiste redenering. Meer specifiek verstaat men in de moderne retorica onder dit begrip een 'verkeerde zet' in een redenering. De redenering verliest daardoor vaak haar logische geldigheid, maar kan evengoed nog wel aannemelijk lijken. Een voorbeeld is: "Mijn standpunt is correct want ik heb verstand van dit onderwerp." Omdat verstand van een onderwerp hebben niet betekent dat je het altijd bij het juiste eind hebt, is de redenering niet logisch geldig. In een discussie wordt zo'n drogreden gemakkelijk onderuit gehaald. Reeds in de klassieke oudheid onderscheidde men een aantal drogredenen. Deze zijn nog steeds bekend onder hun Latijnse namen, zoals argumentum ad baculum, argumentum ad populum en argumentum ad misericordiam. Ook aan 'moderne' drogredenen wordt wel een Latijnse naam toegekend, zie bijvoorbeeld de reductio ad Hitlerum. Drogredenen worden vaak opzettelijk gebruikt door demagogen of in reclame, maar ze worden ook vaak gebruikt door mensen die niet weten dat het drogredenen zijn, en denken dat het correcte argumenten zijn. Verder worden drogredenen vaak in humor gebruikt. In dat geval ligt het drogreden-zijn er meestal dik bovenop. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 29Karl Heinrich Marx (1818–1883) was een Duitse denker die belangrijke invloed heeft gehad op de (politieke) filosofie, de economie, de geschiedfilosofie en de sociologie en die samen met Friedrich Engels een centrale rol in de 19e eeuwse arbeidersbeweging is geweest. Op het werk en de denkbeelden van Marx en Engels is het marxisme gebaseerd. Marx heeft bij de ontwikkeling van zijn denken invloed ondergaan van de dialectiek van Georg Hegel, de economische inzichten van Smith en Ricardo, het atheïsme en materialisme van de jong-Hegelianen en de ideeën van de Franse socialisten van de eerste helft van de 19e eeuw, zoals Proudhon en Saint-Simon. Deze laatsten werden door Marx, die weinig respect had voor mensen die met hem van mening verschilden, overigens geringschattend utopische socialisten genoemd. Marx' denken, een synthese van deze diverse invloeden, culmineert in Das Kapital, een kritische analyse van de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal binnen het kapitalisme. Marx' denken is altijd gericht op de politieke praktijk: de vestiging van het socialisme door klassenstrijd en revolutie. |
Uitgelicht week 30Onder het hedendaagse humanisme wordt een levensbeschouwing verstaan die de mens centraal stelt en uitgaat van de waarde van de mens (Latijn: humanus = 'menselijk'). Tijdens de renaissance waren er veel geleerden die pas in de 19e eeuw "humanisten" werden genoemd. Dit woord werd afgeleid van het Italiaanse umanista = "docent Latijnse letteren" of humaniora. Deze geleerden meenden dat door een vernieuwde studie van de Griekse en Romeinse klassieken de westerse beschaving tot op haar bronnen kon worden teruggevoerd. In deze oudste betekenis is het humanisme een historisch fenomeen. Als levensbeschouwing ziet het hedendaagse humanisme zichzelf als de erfgenaam van een verandering van het wereldbeeld die door de renaissance-humanisten werd ingezet, zowel op intellectueel als op religieus terrein. De invloed van zijn humanitaire en seculiere gedachtegoed op het socialisme en het liberalisme is groot, terwijl het humanisme zelf als georganiseerde levensbeschouwing geen grote aanhang heeft. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 31Immanuel Kant (Koningsbergen, Pruisen, 22 april 1724 - aldaar, 12 februari 1804) was een Duitse filosoof ten tijde van de Verlichting, wiens ideeën een grote invloed hebben uitgeoefend op de westerse wijsbegeerte. Kant wordt wel gezien als de eerste Duitse idealist. Zijn Kritik der reinen Vernunft uit 1781, waarin hij de grondslagen en de grenzen van de menselijke kennis onderzoekt en een eigen epistemologie creëert, wordt als zijn belangrijkste werk beschouwd. De filosoof Arthur Schopenhauer noemde dit werk 'het belangrijkste boek dat ooit in Europa verschenen is'.[1] BiografieKant werd geboren in Koningsbergen, het latere Kaliningrad, en was de vierde van negen kinderen van een arme zadelmaker. Dankzij de welwillendheid van een piëtistische dominee kon Kant op achtjarige leeftijd het Collegium Fridericianum, een Latijnse school, in zijn geboorteplaats bezoeken. Op zijn zestiende ging hij daar naar de universiteit, waar hij eerst theologie en vervolgens filosofie en wis- en natuurkunde studeerde. Na zijn afstuderen op 22-jarige leeftijd verdiende hij de kost als huisonderwijzer in zijn woonplaats. Op de universiteit van Koningsbergen kon hij pas negen jaar later, in 1755 (onbetaald, want het was een erefunctie), een aanstelling als privaatdocent krijgen. Hij gaf in deze functie tot 1770 openbare colleges in onder meer logica, metafysica, ethiek, wiskunde en fysische geografie. Hij promoveerde in 1755 op een in het Latijn geschreven proefschrift, getiteld Principiorum primorum cognitionis metaphysicae (vaak aangehaald als Nova Dilucidatio; Duitse vertaling: Eine neue Beleuchtung der ersten Prinzipien aller metaphysischen Erkenntnis; Nederlandse vertaling: Een nieuw licht op de eerste principes van alle metafysische kennis). |
Uitgelicht week 32
De propositielogica is een tak van logica die zich bezighoudt met geldige redenaties in de vorm van proposities, beweringen die alleen waar of onwaar kunnen zijn. Voorbeelden hiervan zijn Wikipedia is een encyclopedie en Wicky heeft een noormannenhelm op. In vergelijking met bijvoorbeeld meerwaardige logica's zijn propositielogica's eenvoudig en beperkt. Een propositie (bewering) kan ook samengesteld worden uit andere beweringen. Dit kan met behulp van zogeheten connectieven ook wel booleaanse operator of junctor genoemd. Een propositie zonder connectieven wordt een atoom genoemd. Een handige manier om een logische formule te bewijzen, is het opstellen van een waarheidstabel waarbij we iedere combinatie van waarheidswaarden van de atomen afzonderlijk bekijken. Een logische wet is er een formule die bij elke combinatie de waarheisdwaarde waar heeft. De variabelen voor formules geven we hier aan met de hoofdletters A, B, C, ... en de mogelijke waarheidswaarden van deze variabelen zijn waar (T voor true) en onwaar (F voor false). | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 33Plato (Oudgrieks: Πλάτων, Plátōn) - (Athene, ca. 427 v. Chr. – aldaar, 347 v.Chr.) was een Grieks filosoof en schrijver. Plato, leerling van Socrates en leraar van Aristoteles, is een van de invloedrijke denkers in de westerse filosofie en was de stichter van de Atheense Akademeia, het eerste instituut voor hoger onderwijs in het Westen. Hij schreef dialogen over diverse onderwerpen en werd met zijn Ideeënleer de aartsvader van het metafysisch realisme, waarin de zichtbare werkelijkheid bestaat uit onvolmaakte afspiegelingen van universalia de bestaan in een bovenwereld. Het blijft de vraag in hoeverre Plato's eigen opvattingen bekend zijn, aangezien hij nergens uit eigen naam spreekt, vaak vragen opwerpt zonder deze te beantwoorden en niet altijd consistent is. LevenPlato, zoon van Ariston en Perictione, was afkomstig uit een van de meest vooraanstaande Atheense families. Twee van zijn familieleden van moederszijde, zijn achteroom Critias en zijn oom Charmides, maakten deel uit van de Dertig Tirannen. Zelf was Plato ook voorbestemd om een rol in de Atheense politiek te gaan spelen, maar als gevolg van deze politieke omwentelingen, en ook als gevolg van zijn ontmoeting met Socrates, toen hij rond de twintig was, is dit niet gebeurd. Omdat Socrates nooit iets heeft geschreven, en Plato nooit[2] over eigen wederwaardigheden sprak, is niets concreets bekend over deze ontmoeting, maar alles wijst erop dat deze voor Plato van grote betekenis is geweest. Rechtvaardiging van Socrates' optreden is ongetwijfeld de belangrijkste reden waarom Socrates in veel van Plato's dialogen de meest prominente spreker is. |
Uitgelicht week 34De postmoderne filosofie doet zijn intrede rond 1945. Door de vooruitgang van de exacte wetenschappen heeft men ontdekt dat de werkelijkheid te complex is om nog in 'allesverklarende theorieën' te passen. Het geloof in de 'verlossing' door de wetenschap en de techniek is fundamenteel aangetast, de stemming slaat over in kritiek op het gevondene en uitgevondene. Ook wordt het geloof op zich (in de traditie van de westerse filosofie vooral te denken aan het christendom) opzijgezet. Het geloof in universele ethiek bestaat niet meer, en wordt beschouwd als een illusie. Doorgaans wordt de term postmodern in de filosofie gebruikt ter aanduiding van hedendaagse filosofen die door Friedrich Nietzsche zijn geïnspireerd zoals Jean Baudrillard, Jacques Derrida, Michel Foucault, Gianni Vattimo en Jean-François Lyotard. Ook Richard Rorty behoort volgens sommigen tot de postmoderne filosofie. Als kardinale reden voor de veranderde houding ten opzichte van het beoefende vak geeft de postmoderne filosofie de algemene individualisering van de samenleving aan. De relativering van de wereld doet volgens de postmoderne filosofie fragmentatie ontstaan waardoor de wereld als ding op zich niet meer bestaat. Een ieder leeft in zijn eigen fragment van werkelijkheid. De uitspraak "God is dood" van Friedrich Nietzsche was in deze profetisch, waarmee hij niet enkel de ontbinding van sacrale overkoepelende waarden- en normenstelsels proclameerde, maar zo ook de filosofie de grond ontnam. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 35Arthur Schopenhauer (Danzig, 22 februari 1788 - Frankfurt, 21 september 1860) was een Duits filosoof die een uitgesproken pessimistische wereldbeschouwing formuleerde. Hij staat tevens bekend als een groot stilist. Zijn bekendste werk is Die Welt als Wille und Vorstellung (1818, 1844) waarin hij zijn eigen metafysica uiteenzet: achter de zintuiglijke wereld schuilt een algemene wil waarvan wij mensen slechts fenomenale manifestaties zijn. De mens is in dit wereldbeeld dan ook in de eerste plaats een "willend" wezen waarbij het verlangen centraal staat en niet het redelijk verstand. Door deze filosofie wordt Schopenhauer beschouwd als de voornaamste voorloper van de levensfilosofie. LevensloopSchopenhauer groeide op in een koopmansfamilie met Hollandse wortels ("Mijn vader, Heinrich Floris, sprak nog heel goed Hollands," schrijft hij in een brief uit 1857, "Ik echter in het geheel niet."). Zijn ouders namen hem op vijftienjarige leeftijd mee op een reis door Europa, om hem kennis te laten maken met andere talen en culturen. Schopenhauer maakte zich het Frans en Engels vlot eigen, maar werd vooral getroffen door het lijden en de menselijke wreedheid die hij overal ontwaarde. In 1805 kwam zijn vader dodelijk ten val in een pakhuis. Mogelijk was het zelfmoord. Zijn moeder, Johanna, behoorde tot de kring rond Goethe in Weimar, en Schopenhauer leek in Goethe een vervangende vaderfiguur te zoeken. Het kwam echter snel tot een breuk tussen de twee zelfbewuste geesten, al is Schopenhauer Goethe zijn leven lang blijven bewonderen. Na een afgebroken medicijnenstudie aan de universiteit van Göttingen ging Schopenhauer filosofie studeren aan de universiteit van Berlijn ("Het leven is een hachelijke onderneming; ik heb besloten het door te brengen met erover na te denken"). Zijn dissertatie Über die vierfache Wurzel des Satzes vom zureichenden Grunde (Over de viervoudige wortel van het beginsel van voldoende grond) verscheen in 1813; hij promoveerde aan de Universiteit van Jena. |
Uitgelicht week 36Oorzakelijkheid of causaliteit verwijst naar de veronderstelling of theorie dat gebeurtenissen plaatsvinden als gevolg van bepaalde andere gebeurtenissen die daaraan vooraf gegaan zijn. Een oorzaak gaat vooraf aan een gevolg, men spreekt in dergelijke gevallen van een causaal verband tussen twee gebeurtenissen. Een voorbeeld is dat het mengen van zuurstof en brandbaar gas in combinatie met het doen ontstaan van een vonk de oorzaak zijn van het ontstaan van een vlam. Over de aard van causaal verband zijn de meningen verdeeld. Sommige filosofen menen dat het slechts een product was van ons verstand of zelfs onze verbeeldingskracht, anderen menen dat causale verbanden wel degelijk realiteiten zijn. Rationalistische filosofen zoals Descartes zagen causaliteit in de logische relatie tussen premisses en conclusies. Tegenwoordig heeft dit rationalistisch standpunt vooral plaats in natuurwetenschappelijke kringen met de veronderstelling dat de oorzaak van een verschijnsel de natuurwet is volgens welke het plaatsvindt. Oorzakelijkheid neemt een belangrijke plaats in in het boeddhisme; oorzakelijkheid werd door Boeddha gebruikt om tot een juist begrip van de werkelijkheid te komen. Hij ging hierbij niet uit van een schepper god, maar van de oorzakelijkheid van hetgeen zich in het hier en nu manifesteert. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 37Paul-Michel Foucault (1926–1984) was een Frans filosoof. Tijdens zijn studie aan de École normale supérieure worstelt Foucault met zijn seksuele geaardheid en heeft suïcidale neigingen. Ook is hij korte tijd lid van de communistische partij. Foucault is in Frankrijk onbekend tot in 1966 zijn boek Les mots et les choses. Une archéologie des sciences humaines ('De woorden en de dingen. Een archeologie van de menswetenschappen') uitkomt. Vanaf deze publicatie is zijn reputatie gevestigd. Dat wordt nog eens extra bevestigd als hij in 1970 wordt voorgedragen voor het befaamde Collège de France, waar hij de leerstoel Geschiedenis van Denksystemen bekleedt. Foucault zal die positie bekleden tot hij in 1984 aan aids overlijdt. Over het algemeen is het werk van Foucault te begrijpen middels een aantal kernbegrippen, verdeeld over drie periodes: Waarheid (jaren '60), Macht (jaren '70) en Lust en het Zelf (jaren '80). In de jaren ’60 staat dus de Waarheid centraal. In zijn geruchtmakende boek Les mots et les choses stelt hij de vraag hoe de mens zichzelf vanaf de Renaissance denkt als waar wezen. Met zijn zogenaamde archeologische methode graaft hij de denklagen van de geschiedenis af. Hij komt dan tot een aantal schrikbarende conclusies. Geschiedenis ontwikkelt zich discontinu. De waarheid is een tijdelijk construct, geen oorsprong maar een effect. De hedendaagse, zelfbewuste mens is een uitvinding die dateert van rond 1800, een uitvinding die overigens weer op het punt staat te verdwijnen. |
Uitgelicht week 38De Verlichting is de naam die gebruikt wordt om een politieke en filosofische beweging aan te duiden die de opvattingen over politiek, filosofie, wetenschap en religie binnen de westerse wereld grondig wijzigde. Het belangrijkste principe van de aanhangers van de Verlichting was dat men de waarheid omtrent bepaalde zaken kon vinden met behulp van de ratio (de rede, het verstand), in plaats van wat bijvoorbeeld kerkelijke autoriteiten zeiden zonder meer voor waar aan te nemen. Zo meende Isaac Newton dat in het heelal wetten golden die door de mens ontdekt konden worden. Het tegenovergestelde van de visie van de Verlichting wordt wel obscurantisme genoemd. Vele aanhangers van de Verlichting hebben vanwege hun ideeën in de gevangenis gezeten of moesten vluchten. Kennis is macht, meenden velen, wat onder meer tot uitdrukking kwam in de beroemde Encyclopédie. Deze kwam tot stand onder leiding van Denis Diderot en Jean d'Alembert, maar ook andere grote namen als Voltaire en Montesquieu droegen artikelen aan. Andere typische werken uit de Verlichting zijn die van David Hume en Adam Smiths Wealth of Nations. Immanuel Kant schreef in 1784 voor een wedstrijd het pamflet De beantwoording van de vraag: Wat is verlichting?. Het is een van de meest toegankelijke teksten die hij heeft geschreven. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 39Heraclitus (Grieks: Herakleitos) is rond 540 v.Chr. geboren in het toen welvarende Efeze in Klein-Azië. Hij wordt gerekend tot de presocratici. Hij was een eenzelvige man. Hij minachtte alle mensen op één na, Teutamus. Deze is bekend om zijn uitspraak dat de meeste mensen slecht zijn. Heraclitus was er van overtuigd dat de mensen alleen onder dwang datgene doen wat goed voor hen is. Terwijl Thales het water beschouwde als het oer-element, Anaximenes de lucht, en Xenophanes aarde en water, hield Heraclitus het vuur voor het grond-element, waaruit al het andere was voortgekomen. Heraclitus vatte dit vuur waarschijnlijk niet letterlijk op, maar dacht meer aan oer-energie. Dit oervuur omvatte immers zowel het goddelijke als ook de menselijke ziel. Heraclitus' gedachte dat alles stroomt formuleerde hij met de woorden 'panta rhei' (alles stroomt). Later voegde men er 'kai ouden menei' (en niets blijft) toe, maar dit laatste komt niet van Herakleitos. Hij illustreerde dit door te stellen dat je nooit twee keer in dezelfde rivier kunt stappen, omdat de tweede keer dat je erin stapt, je, door de stroming, in ander water gestapt zult zijn dan de eerste keer. Een ander voorbeeld is de cyclus van het lichaam. Wanneer het lichaam sterft, verteert het en daaruit ontstaat nieuw leven, aldus Heraclitus. |
Uitgelicht week 40Meditaties is een filosofisch boek, geschreven door de Franse filosoof René Descartes (1596–1650). De volledige titel van het boek is: Meditaties over de eerste filosofie in welke het bestaan van God en de onsterflijke ziel worden bewezen. Het boek is oorspronkelijk in het Frans geschreven. De eerste druk is verschenen in 1641. Het boek is later, door Descartes zelf vertaald in het Latijn omdat deze taal de lingua franca was van de wetenschappelijke gemeenschap in de zeventiende eeuw. Het boek is onderverdeeld in zes meditaties en een gedeelte waarin commentaren van andere filosofen zijn verzameld samen met Descartes' reacties. Het boek is grotendeels metafysisch van aard en, zoals de ondertitel aangeeft, is Descartes uit op het bewijzen van het bestaan van God en een onsterflijke ziel. In de inleiding schrijft Descartes dat de reden dat hij dit boek geschreven heeft is omdat hij op zoek is naar de fundamenten van het kennen om zo tot onbetwistbare kennis te komen. In de eerste meditatie begint Descartes zijn zoektocht naar onbetwijfelbare kennis op paradoxale wijze door aan alles waar hij ooit aan geloofd heeft te twijfelen. Descartes is van mening dat hij alleen onbetwijfelbare kennis kan vinden door eerst aan alles wat hij denkt te weten te twijfelen. Hij wil het fundament voor kennis vinden door eerst alle onzekere kennis te verwerpen. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 41Avram Noam Chomsky (Philadelphia, 7 december 1928) is een Amerikaans taalkundige, een van de invloedrijkste in de tweede helft van de 20e eeuw. Chomsky's belangrijkste bijdrage aan de wetenschap is de universele grammatica, het idee dat het taalvermogen is aangeboren, niet aangeleerd, en dat het beschreven kan worden door een formeel systeem, een zogeheten generatieve grammatica. Chomsky's taalkunde is rationalistisch en wordt wel cartesisch genoemd. Zijn inzichten betekenden de doodklap voor de behavioristische taalkunde tot gevolg en gaven een stimulans aan de cognitiewetenschappen. In het verlengde van de generatieve grammatica ontwikkelde hij de Chomskyhiërarchie, een veelgebruikte classificatie van formele talen met toepassingen in de informatica. Behalve vanwege zijn wetenschappelijke prestaties staat Chomsky ook alom bekend als politiek activist. Hij schreef diverse boeken en vele artikelen over met name de Amerikaanse buitenlandse politiek en de rol van de media. Wegens zijn opvattingen is Chomsky in de Verenigde Staten een controversieel figuur. Hij beschouwt zichzelf als libertarisch socialist en in veel opzichten als anarchist. Chomsky is van mening dat alle autoriteit en hiërachie op rechtmatigheid moet worden onderzocht, en zo nodig bestreden. Hij verschilt van de meeste andere anarchisten omdat hij wel voorstander is van de parlementaire democratie. |
Uitgelicht week 42Feministische filosofie verwijst naar het bedrijven van filosofie vanuit een feministisch perspectief. Hierbij wordt getracht om met behulp van de filosofische methoden de zaak van de vrouwenbeweging te ondersteunen, naast het bekritiseren of opnieuw evalueren van traditionele filosofische opvattingen vanuit een vrouwelijk kader. Van echte feministische filosofie kan pas gesproken worden vanaf de 19e en zeker de 20e eeuw, maar dit betekent natuurlijk niet dat er voordien geen vrouwen bestonden die bijdroegen aan of kritiek leverden op de filosofie van hun tijd of de leefomstandigheden van vrouwen. Er is geen eigenlijke “school” van feministische filosofie en feministische filosofen kunnen zowel tot de analytische (Angelsaksische) als tot de continentale (Europese) traditie behoren. Evenmin kan er binnen de feministische filosofie iets als een gemeenschappelijk standpunt gevonden worden over gelijk welk filosofische vraagstelling. Van feministische filosofie bestaan immers net zoveel variëteiten als er van feminisme zijn. Feministische filosofie biedt echter een nieuw perspectief op tal van traditionele problemen waarmee de filosofie zich bezighoudt. Zo hebben feministische epistemologen bijvoorbeeld de traditionele filosofische ideeën over de kennisleer, zoals ze door mannen werden geformuleerd, in vraag gesteld. Hoe we dingen te weten komen en hoe we onze rationaliteit opvatten is volgens deze vrouwen eigenlijk vanuit mannelijk perspectief opgevat, terwijl wat vrouwen daarover te zeggen hebben genegeerd wordt. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 43Martin Heidegger (1889–1976) was een Duitse filosoof. Hij wordt algemeen beschouwd als een van de grootste en invloedrijkste filosofen van de twintigste eeuw. Hij is echter niet onomstreden: zijn zeer persoonlijke taalgebruik, zijn eigenzinnige interpretatie van met name oud-Griekse teksten en zijn kortstondige daadwerkelijke politieke steun aan de opkomende nationaalsocialistische beweging hebben hem bij critici uit de hoek van de analytische en marxistische filosofie in een kwaad daglicht gesteld. In 1927 verschijnt Sein und Zeit waarin hij de fundamentele rol van de tijdelijkheid (gezien de dood) van het menselijk bestaan in de zin van dat bestaan, zowel objectief als subjectief, onderzoekt. Het boek is deel 1 van een mislukt en afgebroken project. In zijn analyse van het Dasein treedt hij in debat met de grote filosofen en de wetenschap die hij te kort vind schieten. Hij verwijt hen nooit diep genoeg over het zijn nagedacht te hebben. De gedachten over mens-zijn als Dasein, als in-der-Welt-sein, als Mitmensch-sein, als sein-zum Tode, opvattingen over het Niets, over eigenlijk en oneigenlijk leven, over angst en dood, over geworpenheid en Sorge zijn tot op vandaag basisbegrippen in de wijsbegeerte. |
Uitgelicht week 44Een paradox is een schijnbare tegenstrijdigheid, die vaak lijkt in te gaan tegen ons gevoel voor logica, onze verwachting of onze intuïtie. Schijnbaar, omdat de vermeende tegenstrijdigheid, berust op een denkfout of een verkeerde redenering. Het is ook mogelijk dat de paradox een uitspraak is die verschillende semantische niveaus bevat. Een beroemde paradox uit de logica is de paradox van Epimenides. Deze luidt: De Kretenzer Epimenides zegt: "Alle Kretenzers liegen altijd." De vraag is natuurlijk: Spreekt Epimenides de waarheid? Stel dat Epimenides de waarheid spreekt. Dan liegen alle Kretenzers altijd. Aangezien Epimenides een Kretenzer is, liegt hij. Maar dit is in tegenspraak met de aanvankelijke veronderstelling, dus liegt Epimenides. Niet alle Kretenzers liegen altijd. En er is geen sprake van een tegenstrijdigheid. Wanneer de betekenis van één of meerdere woorden binnen een zin wijzigt is er sprak van een semantische paradox. De belangrijkste tekst van het taoïsme, de Tao Te Ching, staat vol met dit soort paradoxen. Logisch taalkundig gezien staat er een tegenspraak, maar na lang nadenken kan men achter de bedoeling van de schrijver komen. Het lijkt erop dat de schrijver een wijsheid verhuld heeft in een paradox teneinde de lezer aan het denken te zetten. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 45George Ivanovitsj Gurdjieff (Russisch: Георгий Иванович Гюрджиев) (Alexandropol, 13 januari 1872 - Parijs, 29 oktober 1949) was een Grieks-Armeens filosoof, mysticus, schrijver, componist en choreograaf. Het gedachtegoed van Gurdjieff, het zogeheten Gurdjieff werk, wordt ook wel beschreven als de Vierde Weg. De Eerste weg in deze beeldspraak is die van de fakir. Die richt zich op (het beteugelen van) de lichamelijkheid. De Tweede weg, de weg van de monnik, richt zich op (het beteugelen van) emoties en gevoelens. De Derde weg van de yogi richt zich op (het beteugelen van) het denken en het intellect. De door Gurdjieff uitgewerkte Vierde weg was de weg van de 'sluwe' mens. Die mens heeft kennis van de regels en normen van de eerste wegen, maar is geen volgeling van een daarbij behorend religieus of filosofisch systeem. De mens op de Vierde weg kiest bewust wat bruikbaar en nodig is voor zijn eigen ontwikkeling. De mens verkeert in een bewustzijnstoestand die in de esoterische wetenschappen wel als waak-slaap wordt beschreven. Met andere woorden, het lichaam is weliswaar wakker, maar de geest, of zo men wil, datgene wat de mens in essentie ís, slaapt. De mens die uit deze toestand wenst te komen, die 'wakker' wil worden, zal volgens Gurdjieff zich er eerst van moeten willen vergewissen dat deze beschrijving juist is en vervolgens zal hij aan zichzelf moeten gaan werken, wil hij er überhaupt verandering in kunnen brengen. |
Uitgelicht week 46Het existentialisme is een 20e-eeuwse filosofische en literaire stroming die individuele vrijheid, verantwoordelijkheid en subjectiviteit vooropstelt. Het existentialisme beschouwt iedere persoon als een uniek wezen, verantwoordelijk voor eigen daden en eigen lot. De uitdaging van ieder individueel mens is om - in afwezigheid van een transcendente god - binnen zijn absurd en zinloos bestaan zijn vrijheid te gebruiken om een eigen ethos op te bouwen en zijn bestaan zodoende zin te geven. Het existentialisme wordt geplaatst binnen de hedendaagse filosofie, en meer concreet de continentale traditie. Het existentialisme, met auteurs als Jean-Paul Sartre, is ook sterk geïnspireerd op de fenomenologie van Edmund Husserl en Martin Heidegger.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 47Hannah Arendt (Hannover, 1906 – New York, 1975) was een Joods-Duits-Amerikaanse filosofe en politiek denker die zich onder andere heeft verdiept in de vragen die samenhangen met totalitaire politieke systemen. Haar vader overleed toen zij nog jong was. In 1924 startte ze haar studie filosofie en theologie in Berlijn. Ze vervolgde haar studie in Marburg bij Martin Heidegger, met wie zij een kortdurende relatie had. Bij Karl Jaspers in Heidelberg schreef ze in 1929 haar proefschrift Der Liebesbegriff bei Augustin (de liefde bij Augustinus). Tegen de achtergrond van het nationaalsocialisme is Hannah Arendts filosofie vooral een denken van vrijheid in politieke zin. Een denken dat echter nooit volledig academisch is. Haar bekendste werk is in dit opzicht het boek The Origins of Totalitarianism uit 1951 waarin zij de historische (achter)gronden van de totalitaire staat analyseert. Hierin komen vrijheid van het individu, concentratiekampen en de verdwijning van het verschil tussen feit en fictie aan bod. In The Life of the Mind dat in 1978 postuum verscheen, analyseert ze systematisch het probleem van denken en weten. Hierin gaat het Arendt vooral om waarde en betekenis. De waarde van het denken is dat het betekenis kan geven aan bepaalde acties, situaties en ervaringen. |
Uitgelicht week 48Reductionisme (Latijn: reducere, 'herleiden tot' of 'terugvoeren op') is de benaming die in de filosofie en in wetenschapstheoretische debatten gegeven wordt aan de opvatting die stelt dat de natuur van complexe entiteiten steeds herleid kan worden tot meer fundamentele entiteiten. De opvatting kan betrekking hebben op objecten, maar ook op fenomenen, verklaringen, theorieën en meningen. Een van de belangrijkste kwesties die verband houden met het reductionisme is de filosofische vraagstelling of de mentale eigenschappen van de mens volledig gereduceerd kunnen worden tot zijn fysische eigenschappen. Met andere woorden: of de mens en het menselijk denken en handelen volledig kunnen worden verklaard op basis van louter fysisch-biologische eigenschappen. Inclusief de schijnbaar niet-fysische eigenschappen, die doorgaans onder de noemer 'geest' worden geplaatst. Het reductionisme wordt doorgaans in verband gebracht met het project van de eenheidswetenschap. Dit project, dat voor het eerst werd geformuleerd door Paul Oppenheim en de Amerikaanse epistemoloog Hilary Putnam streeft ernaar om alle wetenschappen, zowel de natuurwetenschappen als de gedragswetenschappen, met elkaar te verbinden en tot een eenheid te brengen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 49Desiderius Erasmus (Rotterdam of Gouda, 1466 – Bazel, 1536) was een Nederlands Augustijner monnik, humanist, schrijver en filosoof. Erasmus sprak en schreef Latijn. Hij was een bijzonder geleerd man die al bij zijn leven in geheel Europa als een van de grote denkers van zijn tijd erkend werd. Hij kende tevens Grieks en stond daarmee aan het begin van de Gymnasium-traditie. Door zijn kennis van het Grieks raakte hij ervan overtuigd dat bepaalde delen van de Bijbel in de Latijnse Vulgaat niet goed vertaald waren. Hij vertaalde een zestal Griekse handschriften opnieuw naar het Latijn om daarmee het verschil met de Vulgaat te laten zien. Later heeft de Leidse drukkersfamilie Elsevier de Griekse tekst van Erasmus gebruikt en gepubliceerd onder de naam Textus receptus. Erasmus is vooral bekend van de Lof der Zotheid en de Enchiridion waarin hij zijn ideeën over wat christendom werkelijk zou moeten betekenen voor de mens uiteenzet. De Lof der Zotheid is een satire op allerlei misstanden van zijn tijd, waarin hij de allegorische Zotheid allerlei dingen laat zeggen, die hij zelf – van de kerk – eigenlijk niet mocht zeggen. Maar ja, zijn zotheid kon alleen verweten worden dat zij zot was, nietwaar? |
Uitgelicht week 50Hedonisme is een term die zowel een bepaalde filosofische leer aanduidt als een bepaalde levenshouding. In de filosofie is het hedonisme die leer binnen de Ethiek die stelt dat het genot het hoogste goed is. Het woord hedonisme is afgeleid uit het Grieks, hèdonè betekent 'genot'. Een belangrijke vraag binnen deze filosofie is wat het meeste genot geeft. Hierbij moeten ook de eventuele nadelen van het betreffende genot in beschouwing genomen worden. Een andere kwestie is of genot slechts puur kwantitatief beoordeeld kan worden naar intensiteit, zodat vele handelingen die volgens andere ethische systemen als afkeurenswaardig moeten worden beschouwd zoals moord, verkrachting en roof, toch deugdzaam zijn als het genot van de dader maar groter is dan de pijn van het slachtoffer. Dit zal altijd het geval zijn als de dader een evenredig sadistisch genoegen aan die pijn beleeft. Genot kan namelijk ook kwalitatief beoordeeld worden, zodat sommige vormen van genot deugdzaam zijn (dan worden liefde, vreugde en extase meestal zo beschouwd) en andere vormen ondeugend (geniepigheid, leedvermaak, wraakzucht, trots, verwatenheid). Deze laatste positie, die van het epicurisme (de grondlegger daarvan is de Griekse filosoof Epicurus), is verwant aan een relatief hedonisme, dat stelt dat aan al het Goede een genotsaspect zit. Die gedachte kennen we al van Plato uit zijn Philebus. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 51Søren Aabye Kierkegaard (Deens: [sɶːɐn ˈkʰiɐ̯ɡ̊əɡ̊ɒːˀ]; Kopenhagen, 5 mei 1813 – aldaar, 11 november 1855) was een 19e-eeuws Deens filosoof, protestants theoloog en cultuurcriticus. Omdat hij in zijn filosofisch werk het belang van persoonlijke keuzes en betrokkenheid benadrukt, wordt Kierkegaard vaak gezien als de wegbereider of eerste vertegenwoordiger van het existentialisme. Kierkegaards denken wordt gekenmerkt door een unieke complexiteit vanwege zijn anti-systematische en vaak literaire benadering van de filosofie. Veel van zijn filosofische en theologische werken publiceerde hij bijvoorbeeld onder verschillende pseudoniemen en elk van deze "auteurs" schreven vanuit een ander filosofisch standpunt. Deze techniek stelde Kierkegaard in staat om verschillende manieren van denken en leven voor te stellen die overeenkwamen met zijn drie fasen van existentie: esthetisch, ethisch en religieus. Deze indirecte en ironische stijl van schrijven stelde wetenschappers voor een probleem wanneer ze Kierkegaards definitieve visie op de dingen wilden achterhalen. Kierkegaard zocht deze dubbelzinnigheid echter bewust op, omdat hij wilde dat zijn lezers zelf keuzes zouden maken in plaats van zich te richten naar universele wetten of voorschriften van religieuze instituten. Hij schreef zijn lezers dus niets voor, en vertrouwde erop dat zij de waarde van zijn ideeën voor hun eigen leven zouden bepalen. |
Uitgelicht week 52De filosofie van de geest is de filosofische studie van de natuur van de geest, de mentale gebeurtenissen, de mentale functies, de mentale eigenschappen en het bewustzijn en hun verhouding tot het fysieke lichaam: het zogenoemde Mind-body problem. Het domein is vooral ontwikkeld binnen de traditie van de analytische filosofie. Twee van de grote denkstromingen die pogen het mind-body probleem op te lossen zijn het dualisme en het monisme. Het dualisme poneert een afzonderlijk bestaan voor zowel de geest als het lichaam en de stroming kan als dusdanig teruggevoerd worden naar Plato en Aristoteles in het westen en de school van sankhya bij de Hindoeïstische filosofie in het oosten en werd in de moderne tijd het meest precies geformuleerd door René Descartes in de 17e eeuw. Het monisme werd in het westen voor het eerst geformuleerd door Parmenides en in de moderne tijd door Spinoza en verdedigt dat er slechts één substantie bestaat. In het oosten kunnen basale vergelijkingen gemaakt worden met het hindhoeïstische concept van Brahman of de Tao bij Laozi. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgelicht week 53Friedrich Ludwig Gottlob Frege (1848–1925) was een Duits wiskundige, logicus en filosoof. Hij wordt beschouwd als een van de grondleggers van de moderne, wiskundige logica en de analytische filosofie. Frege is geboren in Wismar. In 1869 begon hij zijn studie aan de Universiteit van Jena. Twee jaar later vervolgde hij zijn studie in Göttingen, waar hij in 1873 ook promoveerde. Twee jaar later keerde hij terug naar Jena, waar hij docent werd in de wiskunde. In 1879 werd hij universitair hoofddocent, in 1896 werd hij aangesteld als hoogleraar. Hij stierf in 1925 te Bad Kleinen. Frege wordt alom beschouwd als de meest invloedrijke logicus sinds Aristoteles. Zijn revolutionaire Begriffsschrift (Beschrijving der Begrippen) uit 1879 was het begin van een nieuw tijdperk in de wiskundige logica en verdrong vrijwel instantaan de termenlogica die al sinds de tijd van Aristoteles de alleenheerschappij hield op het gebied van de logica. Het Begriffsschrift was vernieuwend en introduceerde een aantal concepten die tegenwoordig het hart vormen van de wiskunde, zoals het gebruik van quantificatie (die het middeleeuwse probleem van meerwaardige generaliteit oploste) en een heldere behandeling van functies en variabelen. Frege was de eerste die erin slaagde om een axiomatisering van propositielogica en predicatenlogica op te stellen – waarbij hij de laatste persoonlijk uitgevonden heeft. |
- ↑ Biografie Kant met bronnenmateriaal
- ↑ Met uitzondering misschien van de zevende brief, maar de authenticiteit daarvan is betwist. Hierin spreekt 'Plato' over zijn mislukte bemoeienis met de politiek van Sicilië. Ook al is de auteur van deze brief misschien niet Plato zelf, het is wel een historisch feit dat hij reizen naar Sicilië heeft gemaakt.