conjunctie
- Geluid: conjunctie (hulp, bestand)
- con·junc·tie
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘voegwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1552 [1]
- afgeleid van conjunct met het achtervoegsel -ie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | conjunctie | conjuncties |
verkleinwoord | - | - |
- verbinding
- (astronomie) zodanige stand van twee hemellichamen dat ze ten opzichte van de aarde in elkaars verlengde liggen, samenstand
- (taalkunde) voegwoord
- (wiskunde) logische operator (symbool: , &, EN of AND) die twee proposities met elkaar verbindt, zodanig dat de conjunctie van beide waar is als beide operanden waar zijn
1.
- Het woord conjunctie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "conjunctie" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "conjunctie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ conjunctie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be