inkomen

Dutch

Pronunciation

• (deprecated use of |lang= parameter)

  audio:

  (file)

Etymology

From in +‎ komen.

Verb

inkomen

1. to come in
2. to warm up when starting an activity

Inflection

Conjugation of inkomen (strong class 4, irregular, separable)
infinitive	inkomen
past singular	kwam in
past participle	ingekomen
infinitive	inkomen
gerund	inkomen n
	main clause		subordinate clause
	present tense	past tense	present tense	past tense
1st person singular	kom in	kwam in	inkom	inkwam
2nd person sing. (jij)	komt in, kom in2	kwam in	inkomt	inkwam
2nd person sing. (u)	komt in	kwam in	inkomt	inkwam
2nd person sing. (gij)	komt in	kwaamt in	inkomt	inkwaamt
3rd person singular	komt in	kwam in	inkomt	inkwam
plural	komen in	kwamen in	inkomen	inkwamen
subjunctive sing.1	kome in	kwame in	inkome	inkwame
subjunctive plur.1	komen in	kwamen in	inkomen	inkwamen
imperative sing.	kom in
imperative plur.1	komt in
participles	inkomend	ingekomen
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Noun

inkomen n (plural inkomens, diminutive inkomentje n)

1. income

Derived terms

• basisinkomen
• inkomensverklaring

Anagrams

• komen in